‘Blijf in je cel’ is de leefregel van de woestijnvaders; in je eigen kamer kunnen blijven en je in jezelf terugtrekken is voor de monniken uit het vroegere christendom de voorwaarde voor geestelijke ontwikkeling.
‘Blaise Pascal schreef de oorzaak van veel menselijke ellende toe aan ons onvermogen met ons zelf alleen te kunnen zijn,’ schrijft in ‘Tertio’ Bert Claerhout, journalist. Claerhout vindt ook onder de Griekse wijsgeren, zoals Epicurus, deze behoefte en dit genoegen in het cultiveren van het eigen innerlijke leven: ‘De enthousiasme van Epicurus voor de vreugde van het denken – zowel in je eentje reflecteren als verhelderende gesprekken met anderen voeren – klinkt aanstekelijk.’
‘Blijf in je cel,’ het motto dat heel de tijd van het coronavirus heeft weerklonken, is ook een gelegenheid om de stilte opnieuw te ontdekken als een reflectie, een voorbereiding op en een voortzetting van een diepgaande dialoog met de ander. Een niet gebruikelijke houding in onze jachtige en rumoerige tijd, maar ook een tijd die een diepe rijkdom bevat waarin wij dieper kunnen doordringen en waarvan wij leren te genieten; daarom geven wij hier voor onze lezers een overweging, genomen uit het boek van Emilio Grasso, God spreekt in de stilte van het hart, over het thema van de stilte en de betekenis ervan.
Stilte is de eerste stap die ons naar God leidt. Het leven zelf van God is omgeven door stilte.
Wanneer God zich aan de profeet Elia heeft geopenbaard, heeft Hij zich niet tegenwoordig gesteld in een orkaan, noch in een aardbeving, noch in vuur, maar in het ruisen van een zachte bries (vgl. 1 Kon. 19, 11-13).
God openbaart zich aan ons door uit zijn stilte te treden en zijn Woord uit te spreken, het Woord van God, zijn Zoon, de tweede Persoon van de Drie-eenheid.
‘De Vader sprak slechts één woord. Dit woord was zijn Zoon. Hij spreekt het voortdurend in eeuwig stilzwijgen, en in stilte moet het door de ziel vernomen worden.’[1]
Dit legt ook het boek Wijsheid goed uit:
‘Want terwijl een diepe stilte alles omgaf en de nacht in zijn snelle loop halverwege was gekomen, kwam uw alvermogend woord van zijn koningstroon in de hemel en sprong hij als een grimmig krijgsman midden in het onzalige land’ (Wijsh. 18, 14-15).
De heilige Paulus voegt eraan toe dat met Jezus Christus zich het mysterie openbaart dat eeuwenlang in stilte was gehuld (vgl. Rom. 16, 25; vgl. ook Ef. 3, 8-9).
De stilte is de schoot waarin het woord wordt gevormd. De Stilte van God wijst op God de Vader die meedeelt, op God de Zoon die, door Woord te zijn, ontvangt en op de Heilige Geest, die eeuwig in zijn daad van persoonlijke liefde de Stilte van de Vader en het Woord van de Zoon verenigt.
Iedere openbaring van God komt vanuit de stilte waarin zijn Woord weerklinkt. God spreekt vanuit zijn stilte en trekt heel de schepping vanuit het niets. Op dezelfde wijze daalt God in stilte af in de schoot van de Moedermaagd.
Op Stille Zaterdag (Paaszaterdag) beleeft de Kerk een dag van grote stilte. Het is de stilte van God in het graf. Stilte die de volheid van het Woord is als liefde van de Vader voor de Zoon, van de Zoon voor de Vader, de gave van heel de allerheiligste Drie-eenheid aan de mensen.
De goddelijke stilte is ook de plaats van de uiteindelijke vervulling van heel de heilsgeschiedenis. Het is de vrede van het toekomstige Vaderland, wanneer God alles in allen zal zijn (vgl. 1 Kor. 15, 28), wanneer wij God zullen kunnen zien, zoals Hij is (vgl. 1 Joh. 3, 2). Dat is wat er in het boek Openbaring wordt verteld:
‘En toen het Lam het zevende zegel verbrak, werd het stil in de hemel, wel een half uur lang’ (Apok. 8, 1).
Het tegendeel van stilte is niet spreken, maar lawaai.
In een zeer bekend boek van de Britse schrijver C.S. Lewis, Brieven uit de hel, dat de geschiedenis van een mislukte verleiding vertelt vanuit het standpunt van twee functionarissen van de Satan, vinden wij deze beschrijving van het paradijs: ‘De streken waar alleen maar leven is, en daarom alles wat geen muziek is, stilte is’. Galsem, de duivelverleider met de functie van secretaris, stelt tegenover deze combinatie van muziek en stilte de hel, waar alles ‘lawaai’ is ‘dat ons alleen maar beschermt tegen domme gewetenswroeging, wanhopige scrupules, onbereikbare verlangens’. De tegenstelling tussen muziekstilte en lawaai is dus een diepgaande tegenstelling tussen paradijs en hel.
Babel is de stad van lawaai, spektakel, het gebrek aan stilte.
Babel is de Hebreeuwse naam voor Babylonië, een grote stad in Mesopotamië: de beroemde toren (vgl. Gen. 11, 19) is de terrastoren van haar grote tempel. Als teken bij uitstek van de afgoderij van Babylon, wordt deze toren ook voorgesteld als het symbool van menselijke trots. De Bijbelse traditie plaatst de spraakverwarring in het teken van Babel: zo heeft God de mensen gestraft voor hun trotse afgoderij. Babel zal ook de stad van de ballingschap van Israël zijn, waar gezangen plaatsmaken voor jammerklachten (vgl. Ps. 137). Het is ook geroepen zich eens te verenigen met het volk van God (vgl. Ps. 87, 4), hoewel het welbehagen heeft gevonden in eigen kracht (vgl. Jes. 47, 7 v. 10) en zich tegen de Heer met trots en onbeschaamdheid heeft verzet (vgl. Jer. 50, 2932). Het heeft zijn misdaden vermenigvuldigd: tovenarij (vgl. Jes. 47, 12), afgoderij (vgl. Jes. 46, 1) en wreedheid van iedere soort. Het is werkelijk de tempel van de boosheid geworden (vgl. Zach. 5, 511), de stad van het niets (vgl. Jes. 24, 10).[2]
Stilte spreekt ons over de onuitsprekelijke God, die echter het Woord is, zich meedeelt aan ons door middel van woorden die uit zijn stilte komen. Ook zijn werken zijn woorden, waarvan wij er geen enkel kunnen begrijpen, als er geen stilte is.
Op dezelfde wijze zijn de woorden van een mens waar, als zij voortkomen uit een authentieke stilte. Men moet zwijgen om te luisteren. Men moet luisteren om een dialoog te voeren. Wij kunnen alleen maar werkelijk een dialoog met God voeren, nadat wij in de stilte van ons hart zijn Woord hebben vergeleken met ons leven.
Door de stilte daalt het Woord af in de diepte van ons wezen, daar waar de mens wordt gevormd:
‘Want de mond spreekt waar het hart van overloopt’ (Mat. 12, 34).
Het is daarom belangrijk de stilte in het eigen leven te zoeken. En zo leert men spreken. De mens vereenzelvigt zich zo met het woord dat hij spreekt. In het bijzonder met dat wat heel zijn persoon behelst als antwoord aan God en als verantwoordelijkheid die hij in de loop van zijn geschiedenis op zich neemt. Dat woord vormt zich in de stilte van de ziel, waar men overweegt wat men hoort.
Stilte is geen toestand van vergetelheid, van leegte, van niets. Het is evenmin stil zijn of zich in zichzelf opsluiten, een typisch gevolg van de zonde die de mensen verhindert te communiceren en zich tot elkaar te verhouden door een harmonieus evenwicht tussen woord en stilte. Dat soort ‘mutisme’ is de vrucht van wraak, haat, egoïsme, angst, lafheid, isolement, verzuim, vlucht voor eigen verantwoordelijkheid en eigen engagement.
In tegenstelling tot mutisme is stilte de bewaker van de innerlijkheid, zij doet opstandigheid en boosaardigheid die uit het hart komen, zwijgen (vgl. Mar. 7, 21), en de liefde jegens de ander ontstaan.
Stilte is een taal van de liefde. Zij maakt het mogelijk de dingen in de diepte te begrijpen en vormt een bevoorrechte toestand voor een ontmoeting met de ander. Met stilte ontvangt men niet alleen het woord, maar ook de persoon zelf die spreekt.
Stilte kenmerkt in haar juiste evenwicht met het woord de taal van Jezus. Jezus onderstreept immers met zijn onderricht (vgl. Mat. 6, 6) en zijn voorbeeld (vgl. Luc. 6, 12) duidelijk het belang van de stilte. Stilte is een toestand die het vermogen begunstigt om te observeren, te verduidelijken, zich te concentreren op de wezenlijke dingen. Uit de stilte ontstaat een doordringend en helder woord.
Stilte is de vitale atmosfeer voor gebed en goddelijke eredienst. De christelijke, vooral de monastieke traditie leert dat stilte onmisbaar is om te komen tot het schouwen van God, tot het rusten van de ziel in Hem, in zijn stilte.
Ware stilte is volheid van innerlijk leven en leidt ertoe het hart te veranderen, te leven als Christus in een liefdesrelatie met de Vader.
Daarom hebben wij om naar Gods woord te luisteren, dat uit de stilte ontstaat, en om het voortdurend voor de geest te roepen er behoefte aan in diezelfde stilte onder te gaan.
Vóór alles hebben wij behoefte aan uiterlijke stilte, omdat de afwezigheid van lawaai, bewegingen die ons storen en rondom ons wanorde scheppen, het ons mogelijk maakt ons ten volle te concentreren op het woord waarnaar wij luisteren.
Vervolgens hebben wij – en dat is fundamenteel, zoals wij al hebben aangegeven – behoefte aan innerlijke stilte. Wij doen dit door het praten met onszelf, het luisteren naar de eigen stem, het geconcentreerd zijn op onze gedachten uit te bannen. Wij moeten leegte binnen in ons maken en arm van hart zijn om op de juiste wijze het woord te ontvangen dat tot ons wordt gericht.
Om dat alles te verwezenlijken is een geestelijke strijd nodig, een gevecht tegen de gedachten, hartstochten, ongeordende en hardnekkige opwellingen (logismoi) die het luisteren naar en het in praktijk brengen van Gods woord belemmeren.
Laten wij ten slotte eraan denken dat de omstandigheden om te luisteren fundamenteel zijn, gezien het feit dat geloof gehoorzaamheid aan het aanhoorde Woord is.
Emilio Grasso, God spreekt in de stilte van het hart,
Averbode|Erasme, 2018, 17-22.
______________________
[1] Heilige Johannes van het Kruis, 2. Spreuken van licht en liefde, b. Voor andere Ongeschoeide Karmelietessen te Beas: Stippellijnen voor de liefde, 21, in Heilige Johannes van het Kruis, Volledige werken. Uit het Spaans vertaald door Johannes a Cruce Peters OCD en J.A. Jacobs, Paul Brand, Hilversum/Anwerpen 1963, 1097.
[2] Vgl. J. Audusseau - P. Grelot, Babele - Babilonia, in Dizionario di Teologia Biblica. Sotto la direzione di X. Léon-Dufour - J. Duplacy e altri, Marietti, Torino 1968, 85-86.
06/09/2020