Het evangelie van Matteüs begint met de geslachtslijst van Jezus. Wanneer hij bij Jozef komt, zegt de evangelist niet dat Jozef de vader is van Jezus, zoals Lucas doet (vgl. 2, 48), maar hij duidt hem aan als “de man van Maria, en uit haar werd geboren Jezus” (Mat. 1, 16). Heel het verhaal van de geboorte van Jezus volgens het evangelie van Matteüs is niet zozeer gefocust op de figuur van Maria als wel op die van Jozef. Zijn belang is gelegen in het feit dat hij Jezus zijn naam geeft en Hem zo de Zoon van David maakt, omdat niet Maria van David afstamt, maar Jozef. Dit kind is tegelijkertijd zoon van God en via Jozef, een goed en rechtschapen man, zoon van David. Zonder Jozef zou de profetie over de afstamming van David niet in vervulling hebben kunnen gaan. Door middel van hem gaat heel het Oude Testament in vervulling.
In het Angelusgebed van 18 december 2005 legt paus Benedictus XVI dit alles heel goed uit:
“Het is de evangelist Matteüs die aan de voedstervader van Jezus de meeste aandacht besteedt. Hij onderstreept dat via hem het Kind wettelijk ingevoegd bleek te zijn in de afstamming van David en zo de Schriften verwezenlijkte, waarin de Messias voorspeld was als ‘zoon van David’. Maar de rol van Jozef kan zeker niet worden gereduceerd tot dit wettelijk aspect. Hij is het voorbeeld van de rechtschapen man (Mat. 1, 19), die in volmaakte overeenstemming met zijn vrouw de mens geworden Zoon van God opneemt en waakt over zijn menselijke groei. Daarom is het ook volkomen gepast een soort geestelijk gesprek met de heilige Jozef aan te gaan, opdat hij ons helpt dit grote geloofsmysterie ten volle te beleven”.
Johannes erkent de oorsprong van Jezus Christus in “het Woord”, dat “bij God was en God was” en “is vlees geworden” (vgl. Joh. 1, 1-14). Matteüs plaatst daarentegen de menselijke geboorte van Jezus aan het begin van zijn evangelie: hij begint niet met te spreken over de hemel, maar over de aarde. Inderdaad, Maria, uit wie Jezus geboren is, is niet de hemel, maar de aarde die tot hemel is geworden. Wij zullen niet naar de hemel gaan en evenmin in het eeuwig leven binnengaan, als wij niet samen met de genade van God al onze krachten inzetten om het Rijk van God op aarde op te bouwen.
Wij moeten de aarde, het lichaam en datgene wat God ons in handen heeft gelegd, liefhebben. God is niet de ontkenning van de liefde, maar de heiliging van de liefde. Maria is de aarde, de “aarde van God”.
In een landbouwcultuur zoals bijvoorbeeld die van bepaalde volken van Latijns-Amerika is deze categorie belangrijk, zij herinnert aan die van Moeder Aarde, vereerd als godin in de oude precolumbiaanse godsdiensten en ook in enkele oude cultussen van het Europese continent. Alle boeren van de wereld identificeren zich met de aarde en hebben haar lief. Maria is als de aarde van God die hemel wordt. Zij doet niet alleen de profetieën van het Oude Testament in vervulling gaan, maar ook wat aanwezig is in bepaalde natuurgodsdiensten. Door Maria daalt de goddelijke openbaring niet alleen af uit de hemel, maar is zij ook de vrucht van de aarde.
“Bij de inheemse volken van Amerika staat de meest alledaagse godheid, als wij dat zo mogen zeggen, in verband met de aarde en haar vruchtbaarheid. De Azteekse Tonantzin of de Pachamama uit het Quechua zijn moedergodheden: ‘onze moeder’ in Mexico of ‘moeder aarde’ in Bolivia. In onze tijd hebben wij vastgesteld dat de meest gewone naam, die op volksniveau gegeven wordt aan beeltenissen van de Maagd Maria, nog steeds ‘moedertje’ is. De vergelijking van de Maagd Maria met het symbool van de aarde is niet vreemd aan de katholieke theologie. De Vaders, zoals de heilige Ireneüs en Tertullianus, hebben de Maagd Maria, die Christus voortbrengt, vergeleken met de maagdelijke, nog niet door de mens bewerkte aarde, waaruit de Schepper Adam vormde” (Celam, Nuestra Señora de América, I, Bogotá 1988, 353).
Ook Matteüs is zich, evenals Lucas, bewust van het drama van de zwangerschap van Maria, reeds de verloofde van Jozef, die tot stand is gekomen door de Heilige Geest.
Wat een drama! De verloofde komt er in een dergelijke situatie soms ook toe de man te doden die zijn verloofde zwanger heeft gemaakt, en zo zijn toekomst heeft vernietigd. Het evangelie is verschrikkelijk, niet eenvoudig, niet allemaal rozengeur en maneschijn. Matteüs presenteert het drama van Jozef op deze wijze: omdat hij Maria niet publiekelijk wilde beschuldigen, daar hij een rechtvaardig man was, denkt hij erover haar in het geheim te verstoten.
Terwijl Jozef slaapt, handelt God.
De mens is niet geroepen om problemen op te lossen, maar om lief te hebben. De mens denkt alles te doen en hij moet zich inderdaad bij alles met al zijn krachten en capaciteiten inzetten. Na alles echter uit goedheid en rechtvaardigheid te hebben gedaan beseft hij dat God in de tijd en op de wijze die Hij alleen kent, de geschiedenis binnenkomt en haar verandert.
Dat is het ware geloof: je eigen leven in Gods handen leggen en geen angst hebben. Wanneer alles lijkt te sterven, wanneer er rondom ons alleen maar totale verwoesting, woestijn en duisternis is, is het enige dat wij moeten doen: trouw blijven. De droom van Jozef vindt ‘s nachts plaats, net zoals de geboorte van Jezus in de kerstnacht heeft plaatsgehad. Het Woord weerklinkt immers in de stilte van de mensen.
“Want terwijl een diepe stilte alles omgaf en de nacht in zijn snelle loop halverwege was gekomen, kwam uw alvermogend woord van zijn koningstroon in de hemel ... sprong hij ...” (Wijsh. 18, 14-15).
Net als bij Lucas ten opzichte van Maria komen wij ook bij Matteüs ten opzichte van Jozef dezelfde geruststelling van de engel tegen: “Wees niet bevreesd”. De angst om te handelen of te spreken hoort niet bij christenen. Zij leggen hun leven in Gods handen, die het machtigst zijn, machtiger dan die van mensen. Een christen laat zich, omdat hij zoon van God is door het doopsel, niet onderwerpen door de machtigen van de aarde. Ook al is hij arm, nederig, zonder geld of relaties met mensen die tellen, en door allen belasterd, hij stelt zijn vertrouwen op God, de enige die telt, en niet in het applaus van mensen. Hij moet een antwoord geven op het oordeel van God, niet op de ‘wijsheid’ van de mensen. Wie kan de mensheid redden? Niet de politici, niet de internationale organisaties, noch de groten der aarde, maar dat kind dat “zijn volk zal redden uit hun zonden” (Mat. 1, 21).
De grootheid van Jozef is gelegen in het feit dat hij gehoorzaamt aan het Woord en er ten volle mee instemt. Hij begrijpt en handelt ook tegen de gewoonten van zijn volk in.
Een gewoonte mag nooit tot norm worden verheven ten opzichte van Gods woord, van zijn wet, van de liefde en de waarheid. Het gaat er niet om een gebruik te laten vallen, om een ander aan te nemen. God maakt geen onderscheid tussen ras, geslacht, leeftijd, cultuur of maatschappelijke positie. Wij zijn allen broeders en zusters en er is slechts één volk van God, wiens Woord allen tot bekering oproept.
Emilio Grasso, Maria. Dochter, Bruid en Moeder van het Woord,
Averbode|Erasme, 2016, 31-34.
19/03/2023