Met Palmzondag roept de katholieke Kerk alle priesters op om te bidden, daarbij onder de verschillende lezingen en psalmen, deze woorden van de heilige Andreas van Kreta:
“Laten wij dus voor Christus meer onszelf uitspreiden dan tunieken en onbezielde takken en groene twijgen die alleen het oog voor enkele uren verblijden en gedoemd zijn met hun sap ook hun groen te verliezen. Laten wij onszelf uitspreiden, bekleed met zijn genade, of beter, met Hemzelf. Laten wij ons ter aarde werpen aan zijn voeten als uitgespreide tunieken om aan de Overwinnaar van de dood niet eenvoudige palmtakken, maar overwinningstrofeeën te kunnen aanbieden”.
En wat anders zou de overwinningstrofee zijn die het meest welgevallig aan God is, dan onze gemeenschappelijke overwinning op dit vervloekte virus dat ons allen meesleept en dat niets anders is dan de “derde wereldoorlog in stukjes” overeenkomstig de door paus Franciscus geslaagde bedachte uitdrukking?
Dit zijn de ware palmtakken die wij geroepen zijn aan de Overwinnaar van de dood aan te bieden: ons hardnekkig gevecht en onze offers om tot de eindoverwinning te komen.
Wanneer de donkere nacht komt, is het het ogenblik dat men ziet wie liefheeft en wie niet liefheeft. Als wij niet met trouw de donkere dagen door de nauwe deur door weten te komen, ook door van zovele van onze tradities en levensgewoonten af te zien, zullen wij nooit kunnen komen tot de verrijzenis. Christus is waarlijk verrezen, omdat Hij gekruisigd is, omdat Hij door de dood heen is gegaan. Wij moeten niet bang zijn om de moeilijke ogenblikken van het leven te beleven, op zoek naar het bedrog van een gemakkelijke oplossing, omdat daarin geen mogelijkheid van verrijzenis is, maar alleen eeuwige dood en nederlaag.
Welnu, de fundamentele vraag die wij ons stellen, is de volgende: waar vinden wij de Christus die is gekruisigd en verrezen?
In het evangelie verkondigt de engel aan de vrouwen die naar het graf zijn gegaan, dat Hij die ze zoeken, “niet hier is” (Mat. 28, 6).
Dat is de blijde boodschap, de zin van ons leven: “Hij is niet hier”. Hij is verrezen. Dat is ons geloof: geloven dat Jezus niet meer in het graf is, dat wij Hem niet vinden in het rijk van de dood, in de herinnering aan het verleden dat geen wortel en geen voorafbeelding is van een toekomst die komt.
Om de Heer te ontmoeten moeten wijzelf tot een nieuw leven geboren worden: ons verleden van zonde en duisternis moet sterven en wij moeten nu al het nieuwe van de verrijzenis beleven.
Waar ontmoeten wij dan met ons hart, met ons verstand en met heel ons leven de Christus die gekruisigd en van de doden verrezen is? De engel geeft ons het antwoord: “Nu gaat Hij u voor naar Galilea, daar zult u Hem zien” (Mat. 28, 7).
Wij ontmoeten de Heer niet, als wij niet naar “Galilea” gaan, dat wil zeggen als wij niet aan een traject beginnen, als wij geen missionaris worden en het nieuwe van ons leven verkondigen. Wij vinden Hem niet, als wij in onszelf opgesloten blijven, gescheiden van de anderen, als wij de ramen van ons huis, de deuren van ons hart en ons verstand niet openzetten.
Wij kunnen dus niet in onszelf of onze kleine groepen opgesloten blijven zitten, in de kleine “sekten” die zich afscheiden van de universaliteit van de Kerk en van de verkondiging aan alle naties.
Pasen is derhalve een uitnodiging om het mogelijk te maken dat de duisternis van ons hart en ons verstand door het licht van de Heer wordt verdreven. Door buiten onszelf te treden kunnen wij in het gelaat van onze broeders en zusters, vooral in dat van de meest kwetsbare, het gelaat zelf van de vlees geworden God vinden, het gelaat van de Gekruisigde, die niet meer in het rijk van de doden is, maar ons voorgaat naar “Galilea”.
Terwijl wij tot aan de dood, over de dood heen op weg zijn, hebben wij de zekerheid Jezus te ontmoeten in het nieuwe leven, waar geen rouw, geween, dood is, maar alleen de schoonheid van de dans, het gezang, het feest van de Heer, de schoonheid van deze liefde die gekruisigd en verrezen is om aan allen haar licht en leven te geven.
In de zending ontmoeten wij de verrezen Heer. Om Hem te vinden en te zien moeten wij op een of andere wijze en in verschillende vormen missionaris worden, in de missionaire dimensie van de Kerk binnentreden, ons met onze broeders en zusters verenigen over de grenzen van ons kleine land en vaderland heen.
De verrijzenis beleven nodigt ons uit om onze horizon te verruimen en de jongeren om het voorstel van een leven dat bestaat uit een radicaler volgen van Christus, zoals dat van het priesterschap of het godgewijde leven niet uit te sluiten. In het op weg gaan naar deze horizonten wordt de nabijheid van het evangelisch ideaal sterker als voorstel van een authentieke bevrijding voor zichzelf en voor anderen. Een jongere moet niet bang zijn ja te zeggen tegen de roeping van de Heer, omdat niemand ons de vreugde kan ontnemen die Hij ons wil geven. Welke grotere droom kan een jongere hebben dan die zoals Jezus te zijn?
(Vertaald uit het Italiaans door Drs. H.M.G. Kretzers)
30/03/2024