In gesprek met een jonge Belgische priester

 

De 25-jarige Bart Pluymers is pas in België tot priester gewijd door
Mgr. Patrick Hoogmartens, bisschop van Hasselt. In dit interview
helpt Bart ons de beweegredenen van zijn keuze te begrijpen.

 

separador cinta dorada2

 

  • U bent net tot priester gewijd in onze Kerk, die te maken heeft met een sterke achteruitgang van praktiserende katholieken, met name jongeren. Waarom heeft u voor het priesterschap gekozen?

Ik ben opgegroeid in een gelovig gezin. Op 8-jarige leeftijd werd ik misdienaar, geïntrigeerd door wat er tijdens de mis gebeurde. Ik stelde veel vragen aan de mensen die naar de kerk kwamen. Zodoende begon mijn vriendschap met Jezus Christus en ontdekte ik dat God liefde is en dat Hij ons tot een relatie met Hem roept. Langzaam is in mijn hart het verlangen om zijn priester te worden ontstaan en gegroeid.

Ook de mensen van de parochiegemeenschap, waar ik me steeds meer thuis voelde, droegen bij aan deze groei, zozeer zelfs dat ik kon zeggen dat mijn roeping voortkwam uit het feit dat ik met hen christen was.

Toen ik 10 jaar was, zei ik: “Ik moet veel studeren, anders word ik geen goede priester”.

In de puberteit kwamen vragen op over liefde, over wat het betekent christen te zijn in een cultuur en met een school waar het geloof niet vanzelfsprekend is. Ik had problemen: toen ik op de middelbare school zat, werden we geconfronteerd met problemen die voortvloeiden uit de zonden in het Lichaam van de Kerk. In die tijd werd ik daarop aangesproken. Ik was de enige van mijn klas die naar de kerk ging. Ik had er moeite mee dat sommige godsdienstleerkrachten zeiden: “Je moet dit niet allemaal letterlijk nemen. De verrijzenis is enigszins symbolisch”, en voor een tiener is dat verwarrend. Maar ik vond juist meer kracht in die liefde tot God en de verbondenheid met de kerkgemeenschap. Toen de tijd van de studiekeuze kwam, tussen 16-17 jaar, kon ik met mijn vragen terecht bij mijn jongeregroep, bij mensen van de parochiegemeenschap en ook thuis. Het ging meer over het christen-zijn en in wie ik geloofde. Er zijn enkele ontmoetingen geweest die mij duidelijk hebben gemaakt wat in mij leefde. Ik deed mee aan een misdienaarsdag voor heel Vlaanderen en daar was het thema: “Wees niet bang”. Ik heb een rugzakje meegekregen waarop het stond: “Wees niet bang”. Ik heb het op een zichtbare plaats in mijn kamer gehangen, zodat ik het telkens bij het slapen gaan en het opstaan zag. Het was toen dan alsof ik midden in de storm op het meer stond, toen de discipelen bang waren. Maar ik hoorde opnieuw de woorden van Jezus die te voet over het meer naar hen toe kwam en zei: “Weest gerust, Ik ben het, Vreest niet”.

Toen de tijd van de studiekeuze kwam, heb ik enkele ontmoetingen gehad die mij hebben geholpen om de knoop door te hakken en om helder te krijgen, te onderscheiden welke weg voor mij was weggelegd. Voor het eerst had ik een diepgaand gesprek met een priester over mijn roeping. Mijn moeder heeft mij toen de vraag gesteld: “Bart, wil je priester worden?”. Ik zei: “Ja”. Ik had het als kind een keer gezegd, maar ze namen mij niet serieus, zoals vaak een kind niet serieus wordt genomen, als dat zegt: ik wil brandweerman, dokter of superheld worden.

Het gebed is doorheen de tijd voor mij belangrijk geweest: van persoon tot persoon met God spreken, God aanspreken als een vriend, in dialoog met Hem zijn. Dat hoeft niet altijd met veel woorden, maar je kunt ook tegenover Hem staan. Dan ga je niet “over” Hem, maar “met” Hem spreken.

Hoe groeit immers verliefdheid? Als je verliefd bent, dan begin je: ik zou graag mijn hele leven geven aan mijn geliefde, ik wil met die trouwen, ik zie mijn leven verder delen met die persoon.

  • “Het leven is echt het realiseren van je eigen levensdroom”, zei de heilige Johannes Paulus II. Wat is uw droom? Hoe wilt u het waarmaken?

Het is een verlangen om met God verbonden te blijven en zijn instrument te zijn: ik ben geen priester om iets van mij te verkopen; ik ben een gezondene, een ambassadeur van Hem, om de Blijde Boodschap te verkondigen vanuit de sacramenten en zijn Woord om zijn liefde naar de mensen toe te brengen. En daarna samen met hen op weg te gaan.

De roeping is een droom, maar niet een bedrog: eerder een verlangen om te realiseren wat een Ander in het hart van wie geroepen is, heeft gelegd.

Pater Damiaan was voor mij een groot voorbeeld. In de tijd dat hij heilig verklaard werd, waren er in de school gesprekken over hem, er werd een film gemaakt, er werd ook veel geschreven over deze heilige; mij heeft getroffen dat hij het leven heeft gegeven voor de melaatsen. Hij was een voorbeeldfiguur tegen wie ik opkeek, en ik zei tegen mijzelf: “Zo wil ik ook worden”.

Ook de heilige Franciscus van Assisi is een figuur tegen wie ik opkeek: hoe hij heeft geleefd, hoe hij zoveel hart had voor de mensen, en het mooie levensproject dat daaruit voortvloeide. Ik kreeg sterk het verlangen om hetzelfde te doen. Hun keuzes waren radicaal en, alhoewel nog jong, was ik ook radicaal, ik was iemand die ervoor wilde gaan. Die radicaliteit heeft vorm gekregen in mijn leven, hoewel op een andere manier.

  • Hoe ziet u de Kerk vandaag en in de toekomst in relatie met de jongeren?

Geloven wordt door sommige jonge mensen in België omschreven als: “Ik geloof een beetje”, “ik denk dat er misschien iets is”.

Voor mij is fundamenteel geloven in God, die een persoon is: hij is iemand die je oproept om een stelling te nemen, een keuze te maken, met Hem een persoonlijke liefdesrelatie aan te gaan.

Je overtuigt de mensen niet, omdat je het feit rationeel kunt bewijzen dat God bestaat. Daarom is het zo moeilijk om het geloof door te geven: we kunnen niet iets wetenschappelijk doorgeven. Het kan wel goed zijn voor wie al gelovig is; maar niet voor wie niet bezig is met de vraag of God bestaat. Pas als ik ervaren heb dat ik op Hem kan vertrouwen als op een vriend, kan ik die vreugde doorgeven. Voor mij als priester is de grootste uitdaging in deze tijd bij de verkondiging, de liefde van God als vader voor zijn kinderen tastbaar te maken, voelbaar te maken.

De eerste stap is te leven vanuit God, daarom heb ik als leus bij mijn priesterwijding gekozen: “Blijf in mijn liefde”.

Dit vers uit het evangelie heb ik ervaren, toen ik in mijzelf worstelde. In die worsteling kwam ik steeds terug tot de bron. Vandaaruit komt naastenliefde, die niet louter ‘goed te doen’ is, maar doen voor de anderen zoals God voor ons gedaan heeft.

Enkele jaren geleden was ik op kamp met de jeugdbeweging. Een lid zei slechte dingen over mij tegen de anderen, en dit deed me wel pijn. Maar later kwam hij echter naar mij toe om te zeggen dat hij gepest werd. Dat ik hem kon helpen, was voor mij een ervaring dat liefde verder reikt dan iemand die je sympathiek vindt. Vanuit mijn liefde voor God, kon ik hem ook liefhebben en helpen.

  • “Willen we systemen aan jongeren doorgeven, of het geloof in Jezus Christus en in onze God van liefde?”, heeft u in een interview gezegd. Kunt u dat uitdiepen?

De moeilijkheid is een relatie met Jezus Christus doorgeven. Het is niet de catechismus of andere voorgekauwde systemen doorgeven.

Voor de jongeren is het van belang eerst de liefde te ontdekken, want je kunt niet “blijven in de liefde”, als je die nog nooit hebt mogen proeven. Soms zijn er ook fouten gemaakt op dit vlak. Je moet eerst de persoon door de liefde van God laten raken, anders kan die niet blijven in zijn liefde.

Ik reik de jongeren iets aan om over ons geloof te spreken, dat rijk en mooi is. Je kunt een impuls geven om interesse te wekken, zodat ze zelf vragen stellen. Dat is zeker een kunst.

De jongeren merken als je “een echte” bent, iemand die authentiek is, die beleeft wat hij zegt. Dan pas kunnen ze jou vertrouwen. Authenticiteit is de kern en vandaaruit te verkondigen wat je beleeft.

Jongeren hebben zeker nood aan figuren, voorbeelden tegen wie ze opkijken. Het kunnen heiligen zijn, maar vooral levende figuren, zo kunnen ze tegen concrete personen opkijken die midden in het leven van de mensen staan met hun vreugde en drama’s en van het geloof getuigen.

Het is een verkondigen door “te zijn”.

In de parochie waar ik kapelaan ben, gaan we, deken Jan Philippe en ik, een parcours van geloofsverdieping beginnen met een groep jongeren die aan de Wereldjongerendagen hebben meegedaan. Dat heeft hun enthousiasme gegeven, ze hebben ervaren: ik ben niet de enige jongere die gelovig is.

We zeggen vaak: jongeren na het vormsel komen niet meer naar de kerk, maar wij onderschatten wat sommigen moeten doormaken om voor hun geloof uit te komen. Vaak staan zij alleen in het geloof. In de kerk zitten meestal mensen die een stuk ouder zijn, op zijn minste 60+. In Vlaanderen is het niet gemakkelijk te spreken over het geloof, ook binnen een kerkelijk context. Er wordt gesproken over de paus of andere perifere onderwerpen, maar je krijgt weinig kans om over geloofsinhoud te spreken. We willen een jongerengroep van hun leeftijd een kans bieden om over diepgaande onderwerpen te spreken en inhoud aan hun enthousiasme proberen te geven.

Als 25-jarige ben ik ook jong, maar ik ben niet meer in de positie als toen ik 18 was, en ik sta een beetje buiten hun leefwereld. Als priester-zijn heb ik ook een andere positie, maar ik ben ook dicht bij hen. Ik ben met een leraarsopleiding Godsdienst bezig om op die manier jongeren een inhoud aan te reiken die een samenhang heeft tussen reden en geloof.

Rationeel gezien is in deze tijd gek te kiezen voor het geloof of om priester te worden. Het is juist omdat ik er zo door geraakt ben dat ik hoop heb. Het is kijken naar de toekomst en realistisch blijven: de Kerk is niet meer die van 50 en zelfs 20 jaar geleden, we draaien de tijd niet terug; de toekomst zal anders zijn, maar we durven ook vooruit te kijken. Zo probeer ik hier en nu met mensen op weg te gaan. Ik probeer de tekenen van de tijd te lezen, maar dat betekent niet per se met de mode van de tijd meegaan en alles willen aanpassen, zodat de boodschap verloren gaat.

(Verzorgd door Maria Cristina Forconi)

 

 

 

19/12/2023