De Herero van Namibië
Konzentrationslager. Als één de meest sinistere woorden van de woordenschat van de twintigste eeuw is dit woord – “concentratiekampen” – voor het eerst gebruikt in 1905 in het huidige Namibië, dat in die tijd een Duitse kolonie was. Het kwam voor in een telegram van de keizerlijke kanselarij, dat de maatregelen bepaalde die moesten worden genomen tegen die Herero die het bevel tot uitroeiing hadden overleefd dat door de commandant van de Duitse troepen enkele maanden tevoren was uitgevaardigd. De beschikking was dat zij in een concentratiekamp werden opgesloten en aan dwangarbeid werden onderworpen.
Daar men in aanmerking neemt dat die uitroeiing vandaag door de historici wordt beschouwd als de eerste genocide van de twintigste eeuw, dan is het de moeite waard de zaak nader te onderzoeken. En dit des te meer, wanneer men ontdekt dat in die tijd de gouverneur van Namibië Heinrich Göring was, de vader van Hermann, een van de hoogste hoogwaardigheidsbekleders van de nazi's, en dat de arts van de concentratiekampen van de Herero vervolgens aan de universiteit de begeleider was van de scriptie van Mengele, “de engel des doods” van Auschwitz.
Het zo vaak herhaalde imperatief niet te vergeten, betreft dan ook een hoofdstuk van de geschiedenis van Afrika. Een geschiedenis die erom vraagt te worden genezen, ook omdat men misschien meer nog dan elders van de wonden van de kolonisatie ook nu nog ideologisch en ook politiek gebruik maakt.
De vernietiging
Tegen 1880 vestigen de Duitsers zich op de kusten van Namibië met het doel er een bevolkingskolonie van te maken, dat wil zeggen een gebied dat een massale immigratie van Duitse landbouwers kan opnemen. Door de rivaliteit tussen de stammen uit te buiten slagen de functionarissen van de Kaiser snel erin de lokale bevolking ertoe te verplichten verdragen te ondertekenen die de kolonisten steeds belangrijkere stukken land toekennen. In geval van verzet aarzelt Heinrich Göring niet zijn toevlucht te nemen tot deportaties van bevolkingen, standrechtelijke executies, systematische confiscaties van land en vee.
Een klein volk van herders, de Herero, verzet zich tegen de verovering en de maatregelen die eruit naar voren zijn gekomen. Hun hoofd, Samuel Maharero, wil de verschillende bevolkingsgroepen verenigen om gemeenschappelijk front te maken tegen de kolonisten. Op 11 januari 1903 schrijft hij aan de hoofden van de andere volken van Namibië, waarbij hij hen aanzet tot opstand:
“Heel onze volgzaamheid en ons geduld hebben tot niets gediend. Broeders, zorgt ervoor dat heel Afrika tegen de Duitsers strijdt. Laten wij veeleer samen sterven dan te sterven door mishandelingen of in de gevangenis”.
Precies een jaar erna vallen 6000 krijgers met gebruikmaking van de verplaatsing van de troepen die de streek onverdedigd heeft achtergelaten, boerderijen aan en vermoorden de kolonisten – zij sparen echter de missionarissen en de artsen – en vernietigen spoorlijnen en telegraaflijnen. De keizer reageert door generaal von Trotha te sturen. Von Trotha was bekend door staaltjes van beestachtigheid in China gedurende de onderdrukking van de Boxeropstand en in Oost-Afrika, waar hij in één dag 6000 krijgers en 30.000 burgers had gedood.
Von Trotha kondigt een “order tot vernietiging” af ten aanzien van de Herero:
“Ik, generaal van de Duitse troepen, richt deze brief aan het volk van de Herero.
Van nu af aan zijn de Herero geen Duitse onderdanen meer. Zij hebben gedood, geroofd, neuzen, oren en andere lichaamsdelen afgesneden van gewonde soldaten en nu strijden zij uit lafheid niet meer... Alle Herero moeten het land verlaten. Iedere Herero die wordt gevonden binnen de grenzen van het Duitse gebied, gewapend of niet, zal worden afgemaakt. Ik duld geen enkele vrouw en geen enkel kind. Zij moeten vertrekken of sterven. Dit is mijn beslissing voor het Herero volk”.
Mannen, vrouwen en kinderen worden onmiddellijk uitgeroeid. De overlevenden worden de Kalahariwoestijn ingedreven, nadat de weinige putten zijn vergiftigd. Een gordel van soldaten aan de grens met de woestijn gedurende maanden, die de opdracht hebben onmiddellijk te schieten, maakt de vernietiging bijna compleet. Van de 80.000 Herero die er voor de oorlog werden geteld, blijven er slechts 15.000 over: zij hebben aan het begin van de oorlog hun toevlucht gezocht in het naburige Zuid-Afrika of hebben zich in zeer kleine groepjes in de bush-bush verborgen.
In 1905 wordt het bevel tot vernietiging ingetrokken na stormachtige debatten in het Duitse parlement, in de loop waarvan katholieke afgevaardigden zich verplicht hadden gevoeld om allen eraan te herinneren dat evenals de Duitsers ook de Afrikanen een onsterfelijke ziel bezaten. Zo slaagde de kanselier von Bülow erin de keizer ervan te overtuigen dat de politiek van totale uitroeiing, behalve dat zij onrealistisch en zinloos was en de reputatie van Duitsland als een beschaafd land wel eens kon schaden, tegengesteld was aan een christelijk perspectief.
Op systematische uitroeiing volgt gevangenneming: de Herero zullen niet meer worden afgemaakt, maar worden verplicht tot dwangarbeid in “concentratiekampen”. Een Herero uit die tijd vertelt:
“Met dat ons volk uit de bush-bush te voorschijn kwam, werd het gedwongen tot dwangarbeid. De mensen waren niet meer dan vel over been. Zij leken op bezemstelen”.
Een Engelse getuige beschreef onder ede wat hij in dergelijke kampen had gezien:
“De vrouwen moesten werken als mannen... Zij moesten over een afstand van meer dan 10 kilometer karren voortduwen die tot het uiterste waren geladen... Zij stierven letterlijk van de honger. Zij die niet werkten, werden hevig met een zweep geslagen. Ik heb ook vrouwen gezien die met een houweel werden afgemaakt... De Duitse soldaten bevredigden hun seksuele behoeften met jonge Herero-vrouwen”.
Van de 15.000 geïnterneerden sterft de helft.
De risico’s van het “misbruik van het geheugen”
Niet alleen het zeer hoge sterftecijfer suggereert enige verwantschap tussen de concentratiekampen voor de Herero en die welke door de nazi’s in de tweede wereldoorlog in het leven werden geroepen.
Toch vallen er in de uniciteit van de Shoah, die welke parallel dan ook uitsluit, en dat niet alleen vanwege de omvang, enkele aspecten op die erop lijken vooruit te lopen. Zoals in Auschwitz wordt de bureaucratie in dienst gesteld van de uitroeiing met zijn rapporten, boekhouding, classificaties. Nog verontrustender is het gebruik van Herero-gevangenen als proefkonijnen voor zogenaamd medisch onderzoek. Twee geleerden uit die tijd op het gebied van de genetica, Theodor Mollisson en Eugen Fischer, zullen in de kampen experimenten doen met halfbloeden en tweelingen om hun theses over de superioriteit van het Duitse ras te bevestigen, waardoor Hitler in Mein Kampf zich zal laten inspireren. Wanneer Fischer aan de universiteit is gaan doceren, zal hij bij de komst van Hitler tot rector van de universiteit van Berlijn worden gekozen. Hij zal Mengele onder zijn leerlingen hebben, die in Auschwitz zijn experimenten met tweelingen zal voortzetten.
Door deze overeenkomsten getroffen, constateren de historici dat de verderfelijke ervaring van het kolonialisme een bepalende factor is geweest bij de voorbereiding van de Shoah. Zonder zover te willen gaan dit verband te zien als een relatie tussen oorzaak en gevolg, die de bijzonderheden van het uitroeien van de Europese Joden zou verbergen, kan men de rol herkennen die wordt gespeeld door de mythe van de superioriteit van het ras. En men kan ook vrezen dat een verzwegen of vergeten genocide een andere voorbereidt: toen Hitler zijn plannen voorstelde, was hij zich goed bewust van het feit dat de genocide van de Armenen in de vergetelheid was geraakt. Toen hij tot de bevelvoerende commandanten van het leger enkele dagen voor de invasie van Polen sprak, zei hij hun dat hij zijn elite-eenheden de opdracht had gegeven “meedogenloos mannen, vrouwen en kinderen van het Poolse ras of de Poolse taal te doden: alleen zo zullen wij de ‘Lebensraum’ verwerven waaraan wij behoefte hebben. Wie heeft het nog over het afslachten van de Armenen?”.
Generaties Afrikaanse intellectuelen hebben in het kolonialisme de laatste reden ontdekt van alle Afrikaanse ellende. Het was die niet genezen “wond”, de voortdurende bron van verschillende ontstekingen. De tijd heeft aangetoond dat die intellectuelen niet altijd een juiste waakzaamheid aan de dag legden ten opzichte van interne Afrikaanse oorzaken die zich slechts indirect laten herleiden tot het kolonialisme. Dit is een typische fout, ten opzichte waarvan men misschien nog een zekere welwillendheid kan betrachten, als, zoals Finkielkraut zegt, de verloedering die door de wreedheid van de geschiedenis is veroorzaakt, ervoor zorgt dat de slachtoffer-naties “alleen maar wrok kennen. Als effect van de shock die zij hebben ondergaan, krijgen zij een mentaliteit van crediteuren”. Maar ook door deze fout hebben na de afsluiting van het koloniale tijdperk andere genociden bloed doen stromen op het continent.
(Vertaald uit het Italiaans door Drs. H.M.G. Kretzers)
30/04/2022