Ieder jaar wordt in de stad Ypacaraí op 13 september de verjaardag van de stichting van de stad gevierd. Ter gelegenheid van deze gebeurtenis vragen de hoogste autoriteiten van de stad om de viering in de parochiekerk van een mis om God te danken voor het afgelopen jaar en stellen het nieuwe levensjaar van de stad onder zijn bescherming.

Dit is een zeer delicate gebeurtenis en men moet zich bewegen zeer evenwichtig en met respect voor de verschillende gevoeligheden en verschillende geloven, omdat er nooit als bij deze gelegenheid niet alleen personen aanwezig zijn die verschillende relaties met de Kerk hebben, maar ook agnostische personen of personen die tot verschillende gezindten behoren.

Op die dag dient men allen zonder onderscheid voor ogen te houden in hun concrete historiciteit en tegelijkertijd is het voor niemand juist en respectvol alles te vermengen, een eenheidsworst ervan te maken, zou ik willen zeggen, waarbij wij om aan de verschillende gevoeligheden tegemoet te komen tegen niemand iets zeggen en allen zonder onderscheid omarmen, hetgeen uiteindelijk niet de diepste kern van de waarheid respecteert, de kern die wij geweten noemen, aanwezig in iedere mens, ook al komt dit op verschillende wijzen tot uitdrukking.

Anderzijds is het mij niet geoorloofd, vooral in de tempel van God en in de context van een eucharistieviering, bron en hoogtepunt van het leven van de Kerk, mijn geloof en dat van een zeer groot deel van het volk dat deelneemt, het katholieke en apostolische geloof als in een toestand van opschorting tussen haakjes te plaatsen.

Om een zeker evenwicht tussen verschillende, maar niet gescheiden werkelijkheden, de burgerlijke werkelijkheid (de werkelijkheid van de stad = polis) en de kerkelijke te handhaven is het noodzakelijk boven deze twee tegengestelde ideeën uit te stijgen.

Enerzijds gaat het om het idee dat laïcisme heet en een wijze van denken betreft die de relatie tussen burgerlijke en kerkelijke werkelijkheid ziet als een relatie die de culturele, uit het geloof voortvloeiende waarden negeert en het geloof verbant naar een intieme sfeer zonder uitdrukkingen van maatschappelijk belang; anderzijds om het idee dat klerikalisme heet en waarbij de vertegenwoordigers van een geloof hun wet dicteren aan de burgers en de burgerlijke instellingen binnendringen of godsdienstige symbolen gebruiken voor de doelstellingen van een politieke partij.

Om historische redenen, die wij hier niet onderzoeken, heeft in alle koloniale landen van Zuid-Amerika het type regering overheerst waarbij, zoals men gewoonlijk zegt, “troon en altaar met elkaar verenigd waren”. Men kwam dientengevolge terecht in een situatie waarin de privileges die de Kerk genoot, duur werden betaald voor de prijs van haar vrijheid.

In Paraguay is er een klassieke uitdrukking die dit idee duidelijk weergeeft, in het guaraní “pa ‘íma he’í”, wat betekent: de priester heeft het al gezegd.

Met deze woorden belet men ieder zoeken naar de waarheid en de best mogelijke oplossing door een dogmatisch principe op te leggen dat geen enkele ruimte laat voor een vorm van kritisch denken.

Nu ligt het voor de hand dat het gemeenschappelijke terrein waarop burgerlijke instellingen en Kerk elkaar kunnen ontmoeten en kunnen samenwerken met respect voor de verschillende werkelijkheden en autonome sferen van bevoegdheid, niet het terrein is dat wordt gegeven door het licht van het geloof, maar dat komt van het licht van de rede.

Dat is de aanwijzing die men afleidt uit de lectuur van alle documenten van het Tweede Vaticaans Concilie (zo vaak aangehaald en zo weinig gekend...) en het leergezag na het Concilie.

In deze totale lectuur vinden wij de overwinning van zowel het klerikale als het laïcistische idee en de bevestiging van het principe van een gezonde laïciteit; onderscheiding en autonomie, maar geen radicale scheiding van de twee verschillende sferen.

Dit principe van gezonde laïciteit vinden wij terug in de leer van kardinaal Bergoglio, vervolgens paus Franciscus.

Kardinaal Bergoglio schreef, in dialoog met rabbijn Skorka:

“De Kerk verdedigt de autonomie van de menselijke kwesties. Een gezonde autonomie is een gezonde laïciteit, waar de verschillende bevoegdheden worden gerespecteerd. De Kerk zal nooit tegen artsen zeggen hoe zij een ingreep moeten verwezenlijken. Wat niet juist is, is het militante laïcisme, het laïcisme dat een anti-transcendentaal standpunt inneemt of eist dat de godsdienst niet buiten de sacristie komt. De Kerk geeft de waarden en laten zij de rest doen”[1].

Dit principe vinden wij opnieuw plechtig bevestigd in de preambule van de grondwet van de republiek Paraguay van 20 juni 1992, waar staat geschreven:

“Het volk van Paraguay, geïntegreerd in de nationale gemeenschap, sanctioneert en vaardigt deze grondwet uit middels zijn wettige vertegenwoordigers, in vergadering bijeen in de nationale constituerende conventie, waarbij het God aanroept, de menselijke waardigheid erkent met als doel vrijheid, gelijkheid en gerechtigheid te waarborgen, opnieuw de principes van de republikeinse, vertegenwoordigende, participerende en pluralistische democratie bevestigt, de nationale soevereiniteit en onafhankelijkheid ratificeert”.

Karl Barth, die unaniem als een van de grootste theologen van niet alleen de twintigste eeuw, maar van heel de geschiedenis van de evangelische godsdienst wordt beschouwd, herhaalde in een lezing in 1948 in Boedapest gehouden, waarbij hij terugkeerde naar zijn grote commentaar op de Brief aan de christenen van Rome, dat voor de christengemeenschap het Rijk niet van deze wereld is en dat men het niet kan verbinden met, en evenmin tegenover een oude of nieuwe staatsvorm kan stellen. Het woord van God is noch aan deze, noch aan die staatsvorm, noch aan een oude, noch aan een nieuwe gebonden. Het grondvest en oordeelt beide. De christengemeenschap mag nooit vergeten dat zij rechts en links altijd te maken heeft met menselijk werk[2].

Alexis de Tocqueville, een nauwkeurige observator van de opkomende Amerikaanse democratie en de voorloper van het begrip “gezonde laïciteit”, merkte van zijn kant op dat,

“wanneer een godsdienst zijn rijk alleen tracht te grondvesten op het verlangen naar onsterfelijkheid, dat het hart van alle mensen op gelijke wijze kwelt, kan het streven naar universaliteit; maar wanneer hij zich verenigt met een regering, moet hij stelregels gebruiken die alleen toepasbaar zijn op enkele volken. Daarom vergroot een godsdienst, wanneer hij een verbond sluit met een politieke macht, zijn macht over enkele mensen, maar verliest de hoop te heersen over allen”[3].

Na verloop van tijd gaat men bij ons in Italië steeds meer de politieke en christelijke statuur herontdekken die Alcide De Gasperi heeft gehad.

De Gasperi heeft altijd het onderscheid, dat nooit scheiding is geweest, tussen politieke en religieuze sfeer voor ogen gehad.

Toen paus Benedictus XVI tot de leden van de raad van de Stichting Alcide De Gasperi sprak, bevestigde hij hoe correct de horizon van de Italiaanse staatsman was:

“'Om op maatschappelijk en politiek terrein werkzaam te zijn - zo onderstreepte De Gasperi - is het geloof of de deugd niet voldoende; men moet een instrument, aangepast aan de tijd, in het leven roepen en voeden... een instrument dat een programma heeft, een eigen methode, een autonome verantwoordelijkheid, een democratische vormgeving en een democratisch bestuur'. Volgzaam en gehoorzaam als hij was aan de Kerk, was hij dus autonoom en verantwoordelijk in zijn politieke keuzes zonder zich te bedienen van de Kerk voor politieke doeleinden en zonder ooit met zijn oprechte geweten te vervallen tot compromissen”[4].

Wij hopen dat er roepingen ontstaan die de politiek bevrijden van de vormen van het zoeken naar persoonlijke verrijking en van de raaskallende trots zonder een werkelijke inhoud.

Wij hopen tegelijkertijd dat deze nieuwe roepingen vrij zijn van ieder vorm van een nog steeds zeer overheersend klerikalisme. Men zal integendeel zonder enig respect voor tijdelijke autonomie blijven manipuleren en bedriegen, wanneer men denkt alle problemen van de complexiteit van het regeren van de aardse stad op te lossen met min of meer onsamenhangende en uit de context geëxtrapoleerde Bijbelcitaten, of met gebeds- en devotiemarathons die meer herinneren aan de Baalprofeten (vgl. 1 Kon. 18, 20-40; vgl. Mat. 6, 7-8) dan die van de Heer, Vader van Abraham, Isaak, Jakob, Mozes... Vader van onze Heer Jezus Christus.

Emilio Grasso

 

 

____________________

[1] J. Bergoglio - A. Skorka, Sobre el cielo y la tierra, Random House Mondadori, Barcelona 2013, 133.

[2] Vgl. K. Barth, Agire politico e libertà del Vangelo, a cura di F.S. Festa, Città Aperta Edizioni, Troina (EN) 2004, 23-24.

[3] A. De Tocqueville, La democracia en América, Fondo de Cultura Económica, México 1957, 295.

[4] Benedictus XVI, Tot de leden van de raad van de Stichting Alcide De Gasperi (20 juni 2009).

(Vertaald uit het Italiaans door Drs. H.M.G. Kretzers)

 

 

24/01/2020