Ik ben van Hem en Hij is van Mij
In zijn fundamentele boek over de filosofie van het jodendom verklaart Abraham Heschel dat “dit de mysterieuze paradox van het Bijbels geloof is: God achtervolgt de mens. Het is alsof God niet alleen wilde blijven en de mens gekozen had om hem te dienen. Heel de menselijke geschiedenis, zoals deze door de Bijbel wordt beschreven, kan in één zin worden samengevat: God is op zoek naar de mens. Het geloof in God is een antwoord op de vraag van God. De godsdienst bestaat in de vraag van God en het antwoord van de mens. De weg naar het geloof is de weg van het geloof. De weg naar God is de weg van God. Als God geen vraag stelt, is al ons zoeken nutteloos”.
“De weg naar het geloof – zo schrijft Abraham Heschel – gaat via daden van verwondering en absolute verbazing. De tot Job gerichte woorden hebben waarde voor iedere mens: ‘Job, luister nog eens aandachtig en beschouw de wonderwerken van God’” (Job. 37, 14).
Een gebeurtenis die Jezus Christus heet
Op dit punt is het interessant dat wij blijven stilstaan bij de diepe intuïties van Emmanuel Mounier.
Voor Mounier is de menswording niet een mythe die buiten de geschiedenis staat. De menswording is niet een datum, een punt, maar een haard van de geschiedenis van de wereld, zonder grens in de ruimte en de tijd. Iedere dag zet de Kerk haar in de tijd voort met haar voortdurend bestaan en elk van onze daden is geroepen de gevolgen ervan te verlengen en, wat meer is, er op de een of andere wijze aan mee te werken. Geen enkele wezenlijke stelling van het christendom houdt stand, als het christendom geen werkelijke historische inhoud heeft. De christelijke waarheid is dus een eeuwige waarheid in zijn essentie en tegelijkertijd waar in haar historisch vastgestelde formuleringen, alsook historisch, dat wil zeggen bestaande uit ontwikkeling, met werkelijke vooruitgang, werkelijke veroudering, werkelijke vergankelijke elementen in het gebied waar zij zich ontplooit betreffende de veranderlijke werkelijkheid van de geschiedenis.
Mounier ziet, en hierbij herneemt hij Péguy, in de “gebeurtenis” hetgeen het rationele proces van oorzaak en gevolg ontgaat. De “gebeurtenis” wordt de taal waardoor de Eeuwige zich in Jezus Christus aan de mensen meedeelt. Om de mens te redden is God bereid om zijn tijd af te wachten. “Hij gaat in de rij staan” tussen de gebeurtenissen door zelf een “gebeurtenis” onder de andere te worden.
Dat is de goddelijke heilseconomie die zich ten volle openbaart in Jezus, Woord van God, dat vlees, geschiedenis, “gebeurtenis” is geworden.
In Hem – zo zegt Mounier – heeft de Eeuwige zich blootgegeven, dat heeft Hij zonder trucs gedaan, zonder voorbehoud, zonder bedrog door te accepteren mens te worden, zich te plaatsen in een tijd, een plaats, binnen de geschiedenis van een volk.
Jezus is eeuwige woorden komen zaaien, maar het hangt van ons af dat zij worden “gevoed, gedragen en verwarmd in een levend hart”. Wij moeten deze van een tweede eeuwigheid verzekeren, een tijdelijke eeuwigheid, een ondersteuning, een trouw. De tijd is niet alleen een bewegelijk beeld, maar de verantwoordelijke gastheer van de eeuwigheid.
De geboorte van Christus in ons hart
In dit denken van Mounier vinden wij de diepe echo terug van de theologie van de heilige Augustinus, die vervolgens door de kerkvaders en de grote mystici is ontwikkeld.
Bij de heilige Augustinus is het vooral het mysterie van Kerstmis dat hem over de geboorte van God in het hart van de mens de woorden doet uitspreken die in alle tijden levend en werkzaam zijn gebleven. Maria is het grote model van alle gelovige zielen; wat eens historisch in haar plaatsvond, moet zich geestelijk in onze harten herhalen. In het morele leven van de gelovige moet bijzonder het geloof waardoor Maria Moeder van het Woord werd, opnieuw worden voortgebracht: “Geloof in de geest, Christus in de schoot”. De menswording door het geloof van de Maagd is het eerste begin van het goddelijk leven in ons. “Het Woord is vlees geworden voor ons om, geboren uit de Moeder, in ons te wonen”.
Dietrich Bonhoeffer, getuige van het evangelie tot de marteldood toe en behorende tot een Kerk die belijdt dat alleen Jezus de Heer is, sprak in een van zijn preken als volgt over het mysterie van Kerstmis:
“De geboorte van een kind is bestemd om een grote ommekeer van alle dingen te veroorzaken, redding en verlossing te brengen aan heel de mensheid. De oneindige barmhartigheid van de almachtige God komt tot ons, zij verlaagt zich tot ons in de gestalte van een kind, zijn Zoon. Mijn leven hangt nu alleen maar af van het feit dat dit kind is geboren, dat deze zoon ons wordt gegeven, dat deze afstammeling van mensen, dat deze Zoon van God mij toebehoort, van het feit dat ik Hem ken, Hem heb, Hem liefheb, van het feit dat ik van Hem ben en Hij van mij is. Een kind heeft ons leven in zijn hand”.
Maar het leven van dit kind hangt van ieder van ons af. God is niet onder ons gekomen om de mens te spelen: zijn almacht is zwakheid en broosheid geworden om ons te laten binnentreden in Zijn goddelijk leven.
En dit is tenslotte de grote vraag die God ons stelt: hoe gedragen wij ons ten opzichte van dit kwetsbare kind dat van ieder van ons het leven verwacht?
(Vertaald uit het Italiaans door Drs. H.M.G. Kretzers)
24/12/2020