De weg van kardinaal François-Xavier Nguyên Van Thuân
Twintig jaar na de dood van kardinaal François-Xavier Nguyên Van Thuân besteden wij aandacht aan deze geloofsgetuige, die met zijn leven en zeer actuele denken een kostbare bron vormt van inspiratie en hoop voor het leven van iedere andere christen. Paus Franciscus heeft in het bijzonder de jongeren het feit in herinnering gebracht dat hij, ook al zat hij gevangen in een concentratiekamp, niet weggeteerd is in afwachting, maar het moment van het ogenblik met liefde heeft beleefd door "de gelegenheden die zich elke dag voordoen, aan te grijpen om gewone daden op een buitengewone wijze te stellen”.
Gedurende het consistorie van 27 augustus 2022 heeft paus Franciscus hem tot voorbeeld gesteld als degene die geen angst heeft voor het “grootse”, het “hoogste”, maar ook zorgt voor het “kleine” van iedere dag.
Geboren op 17 april 1928 in Huê (Vietnam), was François-Xavier Nguyên Van Thuân opgegroeid met te luisteren naar de verhalen over de Vietnamese martelaren, onder wie ook zijn voorouders, over hen die gedwongen werden gescheiden en toegewezen aan niet christelijke families om hun het geloof te doen verliezen, over zijn overgrootvader die met veertien jaar 30 km per dag te voet aflegde om zijn vader in de gevangenis eten te brengen en over alle mensen van de parochie van opa, die in de kerk levend waren verbrand. Het was echter geen heldhaftigheid – zo zal hij schrijven –, maar trouw, die was gerijpt door de blik op Jezus te richten. De martelaren leren ons onvoorwaardelijk en onbeperkt ja te zeggen tegen de Heer en nee tegen de verlokkingen, de compromissen, het onrecht.
De leden van zijn familie, onder wie zijn oom van moederskant, Ngô Đình Diệm, de eerste president van Zuid-Vietnam, waren politiek betrokken bij de nationale gebeurtenissen. Zijn moeder, een wijze vrouw met een diep christelijke geloof, was altijd een toonbeeld geweest van de hoogste christelijke waarden; kardinaal Agostino Vallini merkt op dat een belangrijk deel van zijn geestelijke weg is toe te schrijven aan de opvoeding en het getuigenis dat hij in de familie, vooral van zijn moeder, heeft gekregen. Zijn naam zelf, Thuân betekent “in overeenstemming met de wil van God”.
De keuze om naar het kleinseminarie te gaan was voor hem bijna vanzelfsprekend, maar werd met de tijd steeds duidelijker en resoluter, vooral versterkt door de geschiedenis van zoveel christenen uit het verleden en het heden. Onder hen de figuur van zijn patroonheilige, de heilige Franciscus Xaverius, zonder bitterheid, maar menselijk verslagen gestorven, kort voordat hij China bereikte, en stap verwijderd van hetgeen waaraan hij heel zijn leven had besteed; en de figuren van de Franse missionarissen, zijn vormers op het seminarie, die gevangen werden gezet en een groot getuigenis van geloof gaven.
Priester in 1953 werd Van Thuân in 1967 na zijn doctoraat in kerkelijk recht in Rome bisschop gewijd en daarmee begon hij aan een zeer vruchtbaar ambt. De gebeurtenissen in zijn land veranderden echter alles.
In 1973 verlieten de Amerikaanse soldaten, die zich op desastreuze wijze hadden ingezet in de oorlog in Vietnam tussen de strijdkrachten van het Zuiden en van het Noorden, het land. Op 30 april 1975 veroverden de communisten van het Noorden de hoofdstad van het Zuiden, Saigon. Op de 24ste van dezelfde maand werd Van Thuân tot hulpaartsbisschop benoemd van Saigon, dat door de veroveraars omgedoopt was tot Ho Chi Minh, en hij realiseerde zich onmiddellijk dat hij gevaar liep te worden gearresteerd. Hij was de neef van de ex-president; zijn ooms waren de machtigste mannen geweest van het land, voordat zij werden gedood: voor zijn vijanden kon een lid van die familie geen bisschop zijn in de oude hoofdstad. Bovendien had hij zich al onderscheiden in het beschermen van de bevolking door de hulp die hij had gekregen via zijn contacten met het buitenland; hij werd beschouwd als een “dienaar van de imperialisten” en zijn benoeming door heilige Paulus VI werd gezien als “een complot”.
Op grond van deze beschuldigingen kreeg hij op 15 augustus 1975 huisarrest op 450 km afstand van Saigon. Omdat hij geen contacten mocht hebben, noch kon preken, begon hij korte gedachten te schrijven op oude kalenders, die een jongetje hem wist te bezorgen. Zo werd zonder de naam van de auteur het boek gepubliceerd De weg van de hoop.
In 1976 werd hij overgebracht naar een gevangenkamp en opgesloten, tussen het ene verhoor en het andere, in een isoleercel zonder ramen. Met het licht gedurende dagen altijd aan of uit, een verbod om geluid te maken, het voedsel soms op rantsoen en hem soms in overvloed toegestaan, maar zonder de mogelijkheid te hebben om naar het toilet te gaan om hem te dwingen de kamer te bevuilen, bleef hij uitgestrekt liggen om frisse lucht te krijgen door een kier. Hij had honger, noch slaap, hij gaf vaak over, zijn lichaam werd zwakker, terwijl zijn geest begon te wankelen en zich zelfs niet meer de gebeden begon te herinneren.
Na maanden werd hij met vijftienhonderd personen, twee aan twee aan elkaar geketend, op een schip gezet en naar een gevangenkamp gebracht in Noord-Vietnam.
Vervolgens werd hij vele malen overgeplaatst en bracht zo dertien jaar in de gevangenis door, waarvan negen in afzondering, omdat men er niet in slaagde hem te controleren en hij overal wel een manier vond waarop hij, de ondervraagde, vraagbaak voor de anderen werd. Zij konden zelfs niet zijn cipiers verwisselen uit angst dat hij de nieuwe elke keer beïnvloedde. Om op hun vragen te antwoorden verzamelde hij 1500 woorden en legde hun zo het christendom uit. Op gedurfde wijze zullen enkele van zijn geschriften buiten de gevangenismuren komen.
Hij bleef bezorgd voor zijn volk, ook toen het hem jaren naar zijn vrijlating in 1988 voorgoed belet werd naar zijn vaderland terug te keren en hij zich begon bezig te houden met de Vietnamese gemeenschap in Rome en andere delen van de wereld. Uiteindelijk had zijn roeping van altijd – zijn kudde leiden – hem nooit verlaten.
In 1994 benoemde heilige Johannes Paulus II hem tot vicevoorzitter van de Pauselijke Raad Iustitia et Pax en hiervan zal hij in 1998 voorzitter worden.
Aan hem heeft men de voorbereidingsfase te danken van de redactie van het Compendium van de sociale leer van de Kerk. In 2000 hield hij de retraite voor de Heilige Vader en de Romeinse Curie.
Toen hij in 2001 kardinaal werd gecreëerd, leed hij al aan de ziekte waaraan hij op 16 september 2002 zou sterven.
In 2007 is een begin gemaakt met het proces voor zijn zaligverklaring en op 4 mei 2017 heeft paus Franciscus toestemming verleend voor de promulgatie van het decreet waarmee hij eerbiedwaardig is verklaard.
(Vertaald uit het Italiaans door Drs.H.M.G. Kretzers)
08/10/2022