Apostel van de KAJ
De oproep van de jonge arme arbeiders
Jozef Cardijn wordt geboren in Brussel op 13 november 1882, in een familie van bescheiden arbeiders[1]. Zijn vader was conciërge en zijn moeder werkte als dienstmeisje bij een burgergezin in de hoofdstad. De kleine Jef helpt zijn vader op het werk, maar dit belet hem niet het ook goed te doen op school. Alles wat hem onder zijn ogen valt wordt gelezen, beluisterd en geobserveerd. Een biograaf merkt op dat
“de arbeiders en de arbeidsters van nabijgelegen dorpen die naar de fabrieken van Brabant gingen werken, voor de deur van zijn huis langskwamen. Nog vóór hij opstaat, om vier of vijf uur in de ochtend, hoort Joseph onder de ramen het geluid van hun klompen op de stoep. In deze eindeloze en droevige rijen, zijn er tieners, zelfs jongens van zijn leeftijd, half in slaap, letterlijk meegesleurd door de oudere jongens”.
Cardijn volgt Latijn-Griekse humaniora aan het Onze-Lieve-Vrouw-Instituut in Halle, maar het is duidelijk dat hij, net als alle jongens van de volksfamilie van die tijd, zijn kost zal moeten verdienen. Een avond, voor het slapengaan, vindt een gesprek met zijn vader plaats, dat cruciaal is voor zijn verdere toekomst: “Ik wou naar school blijven gaan. Ik wou priester worden en daarvoor moet men veel studeren. Ik vraag toestemming om niet te gaan werken”. De vader antwoordde moedig: “We hebben al zo hard gewerkt. Maar als wij, arme mensen, de trots mogen hebben een zoon aan God te schenken... goed, we zullen nog harder werken”.
Zo vertrekt Cardijn in 1897 om zijn middelbare studies aan het Klein Seminarie van Mechelen af te ronden.
Na zijn priesterwijding in september 1906 besluit hij om sociologie te studeren. Met de toestemming van de aartsbisschop van Mechelen, kardinaal Mercier, schrijft hij zich te Leuven in de School voor Politieke en Sociale Wetenschappen in.
Aan het eind van zijn studie wordt hij, tegen zijn verwachtingen in, tot leraar Latijn in het seminarie van Basse-Wavre benoemd (1907-1911). Voor Cardijn gaat het om een grote beproeving die hij aanvaardt met een geest van geloof en gehoorzaamheid.
Onderpastoor in Laken
Aan het begin van 1912 lijdt hij echter aan een ernstige vorm van pleuritis. Zijn oversten benoemen hem tot onderpastoor in Laken aan de rand van de Brusselse grootstad (1912-1918). Hier begint hij al snel met het rondom zich verzamelen van jonge leermeisjes, werkneemsters en bedienden, en met het onderzoeken van hun werkomstandigheden.
De enthousiaste en intelligente activiteit van Cardijn wordt onmiddellijk door kardinaal Mercier opgemerkt, die hem benoemt tot directeur van Sociale Werken in het district Brussel (1915-1927). In 1916 wordt België door de Duitsers bezet en de jonge priester Cardijn, die betrokken was bij de weerstand, wordt veroordeeld tot dertien maanden gevangenis. Na zeven maanden krijgt hij gratie, maar komt een jaar later terug in de gevangenis wegens deelname, samen met een groep van leeftijdgenoten, vooral meisjes, aan spionagediensten voor de geallieerden.
Op sociaal gebied is hij overtuigd van de noodzaak een elite van werknemers te vormen die in staat zou zijn om het eigen lot in handen te nemen. Met dit doel voor ogen overweegt hij opnieuw de hele kwestie van de christelijke arbeidersbeweging. Hij kiest resoluut voor de jeugd – de hoop voor de toekomst – en doet een beroep op de persoonlijke betrokkenheid en verantwoordelijkheid van de jongeren zelf.
De moeilijkheden, de ontmoeting met Pius XI, het ontstaan van KAJ
Onder zijn impuls werd in 1919 de Jeunesse Syndicaliste opgericht. Cardijn probeert aan de nieuwe beweging een richting te geven die geheel verschilt van de dominante spiritualiteit van die tijd. Dit bereikt hij door het evangelie, de sacramenten en het gebed in het hart van het leven en het apostolaat van jonge arbeiders in fabrieken en kantoren te incarneren. Het succes van de Jeunesse Syndicaliste moet zich echter confronteren met een aantal problemen in verband met de ACJB (Association Catholique de la Jeunesse Belge). De visie van de twee bewegingen is zeer verschillend.
Heel gauw komen de groepen van Jeunesse Syndicaliste tussen twee vuren te staan: de bestaande christelijke jeugdbewegingen kanten zich tegen de autonomie van jonge werknemers, en de christelijke arbeidersbeweging verwerpt de autonomie van jongeren, omdat de volwassenen alles willen controleren.
Sinds 1924 wordt de naam Jeunesse Syndicaliste in Jeunesse Ouvrière veranderd om te benadrukken dat de educatieve doelstellingen belangrijker zijn dan de syndicale perspectieven. Hieruit ontstaan het programma en de statuten van wat wordt genoemd de Jeunesse Ouvrière Chrétienne (de Jonge Christelijke Arbeidersbeweging), de JOC.
De JOC kent in Wallonië een opmerkelijke start. In de nazomer van 1924 nemen duizend jongeren aan het congres deel dat georganiseerd wordt door de Association Catholique de la Jeunesse Belge (ACJB).
Cardijn blijft prediken dat de mens een belichaamd wezen is en dat het probleem van het heil in dit perspectief geplaatst moet worden: het gaat er niet om zielen te redden, maar om concrete mensen, die bestaan uit lichaam en geest, tot God te brengen. Even belangrijk is het apostolisch perspectief, en dus geeft hij niet toe dat de JOC van de katholieke actie uitgesloten wordt.
De steeds grotere moeilijkheden die Cardijn ondervindt brengen hem tot de beslissing om naar Rome te gaan en om het advies van Paus Pius XI te vragen over zijn beweging. De ontmoeting met Paus Pius XI is een succes. De Paus moedigt hem aan om verder op de ingeslagen weg te gaan.
Tussen 18 en 19 april 1925 vindt het Eerste Nationale Congres op de zetel van de Christelijke Werken in Brussel plaats. De 400 deelnemers keuren de statuten van de JOC en het algemene programma van de beweging goed. Ook in Vlaanderen breidt de beweging zich uit. Zo wordt er een Vlaamse tak van de JOC opgericht die Kristene Arbeidersjeugd (KAJ) wordt geheten.
_________________
[1] Citaten en biografische gegevens komen uit Aa.Vv., Cardijn. Un homme, un mouvement/Een mens, een beweging, Handelingen van het colloquium/Actes du colloque, Leuven/Louvain-la-Neuve 18-19/11/1982, Universitaire Pers Leuven/Kadoc Leuven, Leuven 1983.
23/06/2021