Impulsen voor een nieuwe evangelisatie in de geschriften van Mgr. Paul Schruers

 

Twaalf jaar geleden, op 25 augustus 2008, stierf Mgr. Paul Schruers, de tweede bisschop van Hasselt, het bisdom waarin onze Gemeenschap werd opgericht. Wij willen hem herdenken door dit artikel van don Emilio Grasso, die met hem in een innige vriendschap was verbonden, opnieuw te publiceren. Hierin worden de saillante kenmerken van zijn spiritualiteit geschetst.

 

Separador oro 3

 

Twaalf korte artikelen in het maandelijkse tijdschrift “Samen”[1] van het bisdom Hasselt zonder enige samenhang en zonder enige pretentie van wetenschappelijkheid, authentieke gelegenheidsartikelen die in verschillende omstandigheden ontworpen zijn, staan het zeker niet toe het denken van de auteur te schetsen en nog minder de pretentie van een pastoraal project te veronderstellen.

Wanneer men echter vordert in de lectuur ervan, en een rode draad probeert te vinden, dan kan men enkele fundamentele, steeds terugkerende ideeën en lijnen ontdekken die bepaalde vaste punten markeren en als lichtende sterren de weg begeleiden en de reiziger de oriëntatie verschaffen, wanneer de nacht donkerder wordt.

Deze artikelen blijken een voortzetting te zijn van een lange tijd in het hart overwogen en “herkauwde” meditatie, maar dan wel hardop en in dialoog met de eerste de beste gesprekspartner die men ontmoet.

Zij behoren als literair genre tot de meditatie, wanneer men onder deze term een woord verstaat dat lange tijd gelezen, overwogen, tot zijn essentiële elementen gereduceerd is en als zodanig eigen bezit, vlees van eigen vlees geworden is alvorens meegedeeld te worden[2].

Het betreft een woord, geput uit de enige Logos, waarin alle werkelijkheden geschapen zijn en hun bestaan vinden.

Het is een lectuur die tot stand komt in het boek van het eigen hart en in het boek van het hart van de mens die men op de wegen van de wereld ontmoet. De heilige Bernardus van Clairvaux noemt dit het “Boek van de ervaring”[3].

Het zijn artikelen met weinig noten en verwijzingen. Soms is de stijl zo eenvoudig dat zij de veeleisende lezer verstomd doen staan.

Toch slaagt men erin, als men vertrouwd is met de theologisch-culturele problemen van onze tijd en de geijkte bronnen, bepaalde diepe wortels te ontdekken die getuigen van een groot gevoel voor de tijd waarin wij leven.

Wij kunnen liefhebben, omdat wij al bemind worden

De sleutel tot het gehele denken van Mgr. Schruers, en ook het enige en het alles bepalende doel van zijn pastoraal, ligt besloten in wat voor hem de kern van het evangelie is: “God heeft ons mateloos bemind – in een directe ontmoeting – en daardoor kunnen wij zelf met heel ons hart beminnen” (vgl. 1 Joh 4, 10).

Wanneer Piero Coda bij het vierde hoofdstuk van de eerste brief van Johannes blijft stilstaan, gebruikt hij de klassieke uitdrukking uit de scholastiek fides caritate formata – het geloof gevormd door de liefde (vgl. Gal 5, 6; Ef 4, 15). Hij zal vervolgens tot de logische conclusie komen dat enkel wie liefheeft, God die liefde is werkelijk kent, en niet alleen op abstracte wijze of van horen zeggen.

Dit betekent dat men alleen maar een werkelijk begrip heeft van wat de geloofsbelijdenis inhoudt, volgens welke “God liefde is”, als deze het principe en de vorm wordt van de belangeloze en wederzijdse liefde jegens broeders en zusters.

De heilige Augustinus kan daarom zeggen: “Je ziet de Drie-eenheid, als je de liefde ziet”: de aanschouwing van de God die Christus ons openbaart, heeft in de geschiedenis plaats door de nieuwheid van de relaties in onderlinge liefde, zoals die door de leerlingen in Jezus beleefd worden[4].

In het denken van Mgr. Schruers zijn er drie fundamentele punten, te beginnen bij wat voor hem het evangelie is:

  1. In een directe ontmoeting ontdekken en erkennen dat God ons liefheeft en ons aanvaardt zoals Hij ons ontmoet, ook in onze wanhoop en onze onmacht.
    In overeenstemming met Gerhard Lohfink[5] laat Mgr. Schruers zien, hoe God zijn Kerk op concrete mensen en niet op principes gebouwd heeft.
    Met verwijzing naar het evangelie van Marcus onderstreept hij, hoe het rijk Gods gestalte krijgt in een groep leerlingen die “bij Jezus is”.
    In de directe ontmoeting van persoon tot persoon wordt het evangelie als door besmetting overgedragen. Vandaar het belang en de onvervangbaarheid van de persoon die verkondigt: alleen wie door Gods liefde geboeid is, is daarom boeiend.
    De heilige Thomas heeft dit persoonlijke aspect van het geloof in een tekst van groot belang tot uitdrukking gebracht: “Omdat nu hij die gelooft, aanvaardt wat een ander zegt, is het voornaamste in het geloof steeds diegene met wiens woord men instemt, die dan ook het laatste doel is: datgene echter, wat men door die instemming wil aanvaarden, is bijkomstig”[6].
    De jezuïet-theoloog Domenico Grasso schrijft: “Redeneren kan overtuigen, maar niet het geloof opwekken. Het geloof is te danken aan een overgaan van liefde van God op de mens, een overgaan dat het verstand niet kan voortbrengen ... De liefde gaat van God naar de mens als een soort besmetting ... Wil dit echter plaatshebben, dan mag de mens geen hindernissen opwerpen, hij moet zich laten veroveren”[7].
    “Het geloof is”, zo schrijft Heinrich Fries, “van origine en in wezen een relatie tussen personen, echter niet een relatie van de mens met de dingen, beweringen of formules ... Het geloof geeft toegang tot de persoon”[8].
  1. De liefde bestaat niet in het feit dat wij als eersten hebben liefgehad, maar dat God ons als eerste heeft liefgehad ( 1 Joh 4, 10). Wij kunnen alleen beminnen omdat wij bemind en begenadigd zijn.
    Als wij dit voor ogen houden, zijn we op onze hoede voor twee oude gevaren die in onze tijd op de loer liggen:
    1. De gnosis, die het heil tot kennis reduceert en ons doet vergeten dat alleen overmaat aan liefde de ware kennis geeft.
    2. Een zeker pelagianisme, dat inhoudt dat wij ons op eigen kracht willen redden en zo onze toekomst willen maken.
      Ten overstaan van deze tendens is het vereist dat wij afzien van de manie alles zelf te willen doen. Als wij alles angstvallig in eigen hand willen houden, vindt de Geest zijn plaats bezet en kan Hij niet komen.
  1. Het is onmogelijk lief te hebben, als ons hart niet reeds “gekwetst” is door een voorafgaande liefde die bij een concrete ervaring in ons binnengedrongen is. Anders zou er geen sprake zijn van een theologale liefde, een liefde waarin God aanwezig is, maar van iets dat de ander aan ons onderwerpt[9].
    Alleen een nederige en gekwetste liefde ontroert en spreekt aan, meer dan een geïdealiseerde liefde.
    Wij kunnen alleen de “volmaaktheid naar beneden toe” wagen, zo schrijft Mgr. Schruers, als een andere Volmaaktheid zich verlaagd heeft tot ons bestaan.

Dit is een voorafgaande voorwaarde en een struikelblok voor de nu heersende cultuur die gekenmerkt wordt als een “cultuur van de verdachtmaking”[10]. Door voortdurend de diepste en meest verborgen persoonlijke en gemeenschappelijke drijfveren bloot te leggen, ondermijnt deze cultuur iedere geloofwaardigheid aan de wortel, omdat zij achterdocht oproept ten opzichte van iedere bedoeling. Alles wordt twijfel, alles wordt relatief, er bestaat geen enkele zekerheid meer. En deze cultuur, zo merkt Mgr. Schruers scherpzinnig op, voert niet ver en bouwt niets op. Niemand zet zich in voor de eeuwige twijfel en het oneindig ter discussie stellen. Wie kan de nieuwheid naar voren brengen die de beslissende gebeurtenis en de sprong is, de overmaat die de optie en de keuze op een ander niveau brengt? Alleen wie in het eigen vlees de zekerheid met zich meedraagt door de liefde gewond te zijn, wie verkondiging en reflectie verbindt met een ervaring waarbij hij betrokken en waardoor hij ontredderd is, een ervaring die een bron van geloof is en op grond waarvan het leven verandert.

Een geloof dat eisen aan het leven stelt, ligt niet in de orde van de rede, ook al verzet deze zich niet, maar het ligt in de orde van een door liefde gedreven intelligentie, omdat het de belangeloze, voorafgaande liefde ervaren heeft.

Hier vinden wij de lijn die loopt van Augustinus naar Bonaventura, bij wie geloof op de eerste plaats een affectief proces is, het ervaren en proeven van God, een werkelijkheid die beleefd wordt in afhankelijkheid van God.

Onze “volmaaktheid naar beneden toe” komt zo in nauw contact met de voetwassing en deze kenosis, deze zelfvernedering van de Heer, heeft een missionaire betekenis.

Inderdaad, Joh 13, 5 vv., waar Jezus de voeten van zijn leerlingen wast, dient gelezen te worden in verband met Js 52, 7 en Rom 10, 15, waar gesproken wordt van de schoonheid van de voeten die het heil verkondigen.

Mgr. Schruers heeft het fundamentele belang van het directe contact helder voor ogen. De liefde voor de naaste is niet een algemeen, onpersoonlijk en onbepaald iets, een ongedefinieerd begrip. Het gaat heel concreet om het binnentreden in het hier en nu in de tijd en in de ruimte van ieders leven.

Hieruit volgt het onderstrepen van het belang zich te bewegen, op weg te gaan. Daaromtrent verwijst de bisschop van Hasselt naar een suggestieve interpretatie van Thévenot aangaande Mozes bij het brandende braambos: “Als de voet de grond niet raakt, kan het oor niet luisteren”. De voeten moeten de grond raken, wil het oor kunnen horen.

Zo wordt er een toestand in tijd en ruimte geschapen die het mogelijk maakt bescheiden te luisteren naar de stem die luid tot ons hart spreekt en zegt dat wij tot in het diepst van ons wezen aanvaard worden.

Dat alles kan geschieden, als de kostbare parel van de stilte bewaard en zorgvuldig bewaakt wordt, een stilte die luisteren en antwoorden mogelijk maakt. Daardoor komen de grootste vrijheid van de mens en het geheim van zijn menszijn tot stand.

Emilio Grasso

(Wordt vervolgd)

 

 

_____________________________

[1] Wij sommen hier de twaalf artikelen van Mgr. Paul Schruers op waarnaar wij verder in het artikel verwijzen: Pleidooi voor een ontspannen radicaliteit, in “Samen” 12 (1997) 211-212; Met heel je hart in het pastorale nu, in “Samen” 13 (1998) 48; Een nooit beschaamd vertrouwen, in “Samen” 13 (1998) 151; Is er toch een weg naar vrijheid?, in “Samen” 13 (1998) 210-211; Pastorale kommer en evangelische vrijheid, in “Samen” 14 (1999) 51; Waarom ben ik in leven gebleven?, in “Samen” 14 (1999) 99; Tussen sprint en marathon, in “Samen” 14 (1999) 123; De armen zijn mijn bibliotheek, in “Samen” 14 (1999) 211; Niet alleen op het koertje voetballen, in “Samen” 14 (1999) 235; Parels in de bar, in “Samen” 14 (1999) 259; Het zwaartepunt verleggen, in “Samen” 15 (2000) 71; De eerst aanwezige “herder”, in “Samen” 15 (2000) 119.

[2] Wij ontlenen de term meditatie-herkauwen aan de grote monastieke traditie, zoals die vooral overgenomen is in haar westerse variant, vgl. F. Ruppert, Meditatio-Ruminatio. Une méthode traditionnelle de méditation, in “Collectanea Cisterciensia” 39 (1977) 81-93.

[3] Vgl. Bernardus van Clairvaux, Sermones in Cantica Canticorum, III, 1, 1, in PL 183, 794: “Hodie legimus in libro experientiæ” (Vandaag lezen we uit het boek van de ervaring).

[4] Vgl. P. Coda, Teo-logia. La Parola di Dio nelle parole dell’uomo. Epistemologia e metodologia teologica, Mursia-Pontificia Università Lateranense, Roma 1997, 76-77.

[5] Vgl. G. Lohfink, Heeft God de Kerk nodig? Over de theologie van het volk van God, Carmelitana, Gent 2001.

[6] Thomas van Aquino, Summa Theologiae, II-II, q. 11, a.1.

[7] D. Grasso, L’annuncio della salvezza. Teologia della predicazione, M. D’Auria Editore Pontificio, Napoli 1973, 172-173.

[8] H. Fries, La fede contestata, Queriniana, Brescia 1971, 46-47.

[9] Hier vinden wij de kern van de spiritualiteit van Chiara Lubich, die ons uitnodigt van de gekruisigde en verlaten Jezus de weg te maken van de trinitaire eenheid met onze broeders en zusters in God: alleen wie de verlaten Jezus kent en hartstochtelijk liefheeft, zegt zij, kan in Christus één worden met zijn broeders en zusters, vgl. C. Lubich, Zijn schreeuw om eenheid, Nieuwe stad, s. l. [1985].

[10] De uitdrukkingen “scholen van achterdocht” en “meesters van verdachtmaking”, toegepast op Marx, Nietzsche en Freud, zijn afkomstig van Paul Ricœur, vgl. P. Ricœur, De l’interprétation. Essai sur Freud, Éd. du Seuil, Paris 1965, 40-44.

 

(Vertaald uit het Italiaans door Drs. H.M.G. Kretzers)

 

 

19/08/2020