Kanttekeningen voor een missiologische reflectie

 

De constitutie over de heilige liturgie van het Tweede Vaticaans Concilie herinnert ons in het eerste hoofdstuk eraan dat

“Christus het werk van verlossing van de mensen en volmaakte verheerlijking van God... bovenal heeft voltrokken door het paasmysterie van zijn zalig lijden, zijn verrijzenis uit het dodenrijk en zijn glorievolle hemelvaart...”[1].

Ik vestig de aandacht op deze drie ogenblikken van het paasmysterie (lijden en dood, verrijzenis, hemelvaart) om enkele elementen te schetsen van de relatie tussen paasmysterie en inculturatie.

Hier bedoelen wij met inculturatie

“het introduceren van het christelijk leven en de christelijke boodschap in een concreet cultureel gebied, en wel zo dat dat leven en die boodschap niet alleen erin slagen zich uit te drukken in de elementen die eigen zijn aan de betreffende cultuur, maar ook een inspirerende, normatieve en verenigende functie hebben, die die cultuur verandert en herschept door ‘een nieuwe schepping te doen ontstaan’”[2].

Dit proces van inculturatie zal naar analogie met het paasmysterie verlopen in drie verschillende en met elkaar verbonden ogenblikken.

Het eerste ogenblik: lijden en dood

In een kenotisch proces van ontlediging zal men van een culturele rijkdom overgaan naar het verlies van de oorspronkelijke culturele identiteit. Op cultureel vlak zal langzamerhand, maar onverbiddelijk een compleet organisch geheel van culturele elementen die voor ons precieze en zekere referentiepunten vormden, wegvallen. Het proces van culturele ontlediging zal leiden naar de “donkere nacht” van onze cultuur. Zonder een werkelijke dood van de oorspronkelijke cultuur loopt men gevaar alleen te blijven op het niveau van oppervlakkige combinaties en mechanische operaties van aanpassing en ontvreemding zonder nieuwe en diepgaande syntheses tot stand te brengen.

Het tweede ogenblik: verrijzenis

In de verrijzenis is er “de nieuwe geboorte van de Zoon van God in zijn menselijke natuur... en die uiting vormt een werkelijk nieuw iets, een wezenlijke verlenging van zijn godheid in zijn mens zijn”[3].

Analoog vindt de verrijzenis plaats in het proces van inculturatie na het lijden en de dood van de oorspronkelijke cultuur en de donkere nacht van het geloof, dat na zijn “cultureel lichaam” te hebben verloren door de duisternis en de schaduw van de dood ronddoolt. Maar die verrijzenis is werkelijk iets nieuws. Het is niet eenvoudigweg meer de vorige cultuur die terugkeert. Maar toch blijft er het element van continuïteit met wat voorafging, een element dat het mogelijk maakt zich te herkennen in dit “werkelijk nieuwe”, dat daarom als zodanig niets “iets totaal anders is”.

Dit “werkelijk nieuwe” doet denken aan de ontmoeting van Maria of de leerlingen van Emmaüs met de Verrezene.

Een zo nieuwe werkelijkheid die alleen in geloof kan worden herkend. Dat tweede ogenblik zal leiden tot een nieuwe synthese die vooraf niet te voorzien is en ten diepste alleen maar in geloof kan worden herkend als continuïteit met de voorafgaande.

Om zich te kunnen ontwikkelen vereist het proces van inculturatie dus het beoefenen van het geloof als het afzien van onze plannen om Gods plan zich te laten verwezenlijken.

Het derde ogenblik: hemelvaart

“Gezeten aan de rechterhand en Hoofd geworden van het Mystieke Lichaam, kan de Christus, die opgestegen is ten hemel, aan de mensheid zijn nieuwe staat van verrezene meedelen”[4].

Analoog wordt het derde ogenblik van inculturatie gevormd door dit meedelen aan de mensheid van de nieuwe staat van verrezene. De nieuwe werkelijkheid wordt op haar beurt missionair. Op haar beurt wordt zij geroepen de eigen vorm te verliezen. Het authentiek teken dat het proces van inculturatie werkelijk een nieuwe werkelijkheid heeft geschapen, zal worden gegeven door het vermogen dat de mensen van de nieuwe werkelijkheid zullen hebben niet hun historische vorm te identificeren met het beloofde land, maar ook de weg van de uittocht te beginnen om andere mensen en andere culturen tegemoet te gaan en samen naar Hem die zal wederkomen.

En dan, dan alleen zal er geen weg van uittocht, geen “tent van de samenkomst” (Ex. 33, 7) meer zijn, maar alleen maar “Gods woning onder de mensen” (Apok. 21, 3), omdat nu “al het oude voorbij is” (Apok. 21, 4).

Emilio Grasso

 

 

___________________

[1] Sacrosanctum Concilium, 5.

[2] A. Roest Crollius, Per una teologia pratica dell’inculturazione, in Inculturazione. Concetti-problemi-orientamenti, Centrum Ignatianum Spiritualitatis, Roma 1979, 37.

[3] J. Galot, Gesù Liberatore, Libreria Editrice Fiorentina, Firenze 1978, 394.

[4] J. Galot, Gesù Liberatore..., 430.

 

(Vertaald uit het Italiaans door Drs. H.M.G. Kretzers)

 

 

16/04/2023