Eerbetoon aan mgr. Jean Zoa
Op 20 maart 1998 overleed mgr. Jean Zoa, metropolitaans aartsbisschop, onverwacht in de kathedraal van Notre-Dame des Victoires in Yaoundé. We willen deze bisschop in herinnering brengen, die de Kerk van onze tijd zo sterk bepaald heeft. We brengen hem een eerbetoon met dit bewogen getuigenis van Emilio Grasso.
Van de vele bisschoppen die ik in mijn leven heb gekend, blijft mgr. Jean Zoa, aartsbisschop van Yaoundé (Kameroen), in mijn geheugen gegrift als één der grootste en meest geliefde.
Als bewijs bewaar ik in onze bibliotheek in België het kostbare souvenir van zijn foto met de heilige paus Johannes Paulus II.
Wat mij altijd ontroerd is de eenvoud en de schoonheid van het opschrift (dat ik uit het Frans vertaal):
“Aan mijn geliefde pater Emilio, die ik liefheb, richt ik deze woorden van Sint-Augustinus: ‘Iedereen bezit de
Heilige Geest slechts in de mate hij de Kerk van Christus bemint’”.
Ik mag ook zeggen dat ik mgr. Jean Zoa heb bemind en nog steeds bemin. Ik vergeet niet dat ik hem telkens het volgende antwoordde, wanneer hij zich tot mij richtte en mij iets vroeg: “Monseigneur, het is nutteloos dat u me dat vraagt en me probeert te overtuigen van de reden van uw vraag, want u zou ik nooit neen kunnen antwoorden”.
Ik hield van mgr. Jean Zoa en hij hield van mij, want hij wist die liefde te winnen door zoveel gebaren en daden. Om die reden heb ik onmiddellijk na zijn overlijden een kerkelijk colloquium georganiseerd over zijn nalatenschap en onderrichting. Kardinaal Jozef Tomko, toenmalig prefect van de Congregatie voor de Evangelisatie der Volken, en in naam van de heilige paus Johannes Paulus II, kardinaal Angelo Sodano hebben me twee persoonlijke brieven geschreven om publiek deze “grote figuur tussen de Afrikaanse bisschoppen” te erkennen.
De maaltijd als anticipatie van de Eucharistie
In mijn hart bewaar ik zoveel kleine en eenvoudige herinneringen aan mgr. Jean Zoa. Deze liefde werd niet door woorden geuit, maar richtte zich doorheen zulke concrete tekenen tot mijn arme persoon die het leven kunnen veranderen van diegene die deze tekenen ziet en wil begrijpen.
Ik wil hier even een gebeurtenis vertellen die voor mij een onvergetelijke les oproept. Een les die zo kostbaar zou zijn, als ze door ons allen werd begrepen en beleefd, zeker telkens wij ons als kleine kinderen gedragen, die zich beledigd voelen en die beginnen te jammeren wanneer men hen kleine opmerkingen over de Waarheid begint te geven.
Mgr. Jean Zoa had me voor een maaltijd uitgenodigd. Zoals gewoonlijk beschouwde hij de maaltijd als een anticipatie op de eucharistische maaltijd. Ik mag zeggen dat ik bij elke gelegenheid van een maaltijd met hem belangrijke en diepgaande theologische en pastorale lessen van hem heb ontvangen.
Die dag, op een gegeven moment, vertelde ik hem een gebeurtenis die was voorgevallen in één van onze missies. Ik begon hem mijn eigen interpretatie ervan te vertellen en stelde een oplossing voor. Op een gegeven ogenblik gesterkt door mijn doctoraat in de missiologie, dat ik summa cum laude behaalde, als een eigenwijs kind heb ik geprobeerd om bepaalde houdingen te rechtvaardigen in naam van de cultuur van de Beti[1].
Plots stond mgr. Jean Zoa recht en bliksemde hij me neer met zijn blik. Verbijsterd als ik was, zei hij me toen het volgende:
“Pater, wij willen hier geen racisten! Zonde is zonde, zowel voor de blanken als voor de zwarten. Wij moeten ons allen, zonder onderscheid in persoon, voor Jezus Christus bekeren, want Hij heeft zijn bloed voor alle mensen vergoten. Alstublieft, noem geen cultuur wat zonde is. En wanneer u de waarheid niet kunt uitspreken, omdat u gehinderd wordt door bepaalde minderwaardigheidscomplexen tegenover ons, Afrikanen, is het beter dat u terug naar huis keert”.
De liefde voor de waarheid zonder compromis en zonder halve maat, de moed om ingewortelde gewoonten en gedragingen af te keuren, zonder angst om diegenen te kwetsen die zich in hun “cultuur van de dood” – die men misschien door een verkeerde en domme vorm van hoogmoed “onze manier van leven” noemt – aangevallen zouden kunnen voelen. Dit alles vinden we best terug in zijn bekende homilie voor de ramp in Nsam.
De laatste grote homilie van mgr. Jean Zoa
In deze homilie vinden we de concrete toepassing terug van de tekst van de apostolische exhortatie van de heilige Paulus VI, vrucht van de Bisschoppensynode over de evangelisatie, van wie mgr. Jean Zoa één der grote protagonisten was:
“De Kerk moet niet alleen het Evangelie verkondigen in de geografische gebieden die het meest uitgestrekt zijn of waar de meeste volkeren wonen, maar ze moet ook door de kracht van het Evangelie de criteria om te oordelen en de heersende waarden bereiken en veranderen, alsook de klemtonen die men legt, de manier van denken, de inspiratiebronnen en de wijzen van menselijk leven die zo vaak in contrast staan met het woord van God en het heilsplan” (Evangelii nuntiandi, 19).
14 februari 1998. De wijk Nsam, voorstad van Yaoundé, om 10 uur. Een tankwagen gevuld met benzine, komt in botsing met een andere tankwagen die geparkeerd stond om geledigd te worden.
De brute botsing heeft een ontsporing tot gevolg, waardoor er barsten ontstaan in één van de tanken en waardoor er ontvlambare vloeistof ontsnapt. Onmiddellijk snellen de mensen toe om de benzine op te vangen.
En plots een tragedie: een steekvlam en een forse explosie. Wanneer de laatste vuren ook geblust worden, ontwikkelt zich een vreselijk spektakel. In de wijde omgeving, waarbinnen alles verwoest werd, werden meer dan 200 doden en een onbekend aantal slachtoffers met zeer ernstige brandwonden aangetroffen.
Enkele dagen later, op 22 februari, sprak de aartsbisschop van Yaoundé, net vóór zijn plots overlijden, één van zijn laatste homilieën uit om de slachtoffers te eren.
Mgr. Jean Zoa beriep zich op de fundamenten van de scheppingstheologie om zich te verzetten tegen gemakkelijkheidoplossingen die de problemen ongemoeid laten. God wil doorheen de mens, die Hij naar zijn beeld en gelijkenis gemaakt heeft, zijn schepping verder zetten. Hij heeft hem het intellect en de rede gegeven en dus is het de plicht van de mens om zich in zijn handelen door zijn verstand en de redelijkheid te laten leiden.
Daarom wees de aartsbisschop op datgene wat men de kern van de hele vraag kan noemen: het probleem van de rationaliteit, van een rationaliteit die de gewoonten van de mensen zou moeten doordringen. Tegenover dit vreselijk spektakel van verbrande en verkoolde doden in Nsam, tegenover het lijden van zoveel gewonden, nam de homilie een profetisch accent en bedreiging aan:
“Dat men niet meer hoort zeggen: ‘Hij doet alsof hij een blank is!’. Ik heb het in mijn pastorale bezoeken al gezegd dat ze rechtstreeks naar de hel zullen gaan, die Afrikanen, zowel mannen als vrouwen, die zeggen, vaak al lachend: ‘De zwarte sterft niet door zijn vuiligheid’”.
De evangelische armoede heeft niets van doen met het gebrek aan waardigheid.
Volgens mgr. Zoa is waardigheid tegengesteld aan de demonische bekoring om stenen in brood te veranderen – een bekoring die in tegenspraak is met de wet van de rationaliteit. Brood krijgt men door te werken, door zich te schikken naar de wetten van de natuur en door de wetenschappelijke vooruitgang.
Er is geen sprake van waardigheid wanneer men naar een tankwagen snelt om wat benzine te vergaren.
Aan hen die delen in een idyllisch visioen, zien en ervaren altijd en overal “de levensvreugde van de Afrikaan”, herhaalt mgr. Jean Zoa met klem dat “de levensvreugde van de Afrikaanse manier van leven meer moet zijn dan de wens dat benzine in water zou veranderen om zich wat te amuseren”.
_______________
[1] De Beti zijn een bevolkingsgroep van Kameroen.
(Vertaald uit het Frans door Tim Peeters, pr.)
22/03/2025