Interview met kardinaal Tomáš Špidlík
- Uw visie op het geloof steunt op een fundamentele spil van het christelijke geloof: het mysterie van de Drie-eenheid. In welke zin verandert dit mysterie wezenlijk onze relatie met God en de mensen, ook binnen een religieuze gemeenschap?
Men dient, zich de vraag stellen of men moet uitgaan van de natuur of van de persoon. Als men zegt “Ik geloof in één God”, en daar zijn de Vader, de Zoon en de Geest, dan benadrukken wij de eenheid van de natuur. Dan is het aantal personen niet belangrijk: of het er drie of vier of vijf zijn, is van weinig belang. Kant zei dat hij niet begreep wat het mysterie van de Drie-eenheid voor het concrete leven kon betekenen. Als het grootste mysterie van het christelijk geloof niets voor het leven betekent, dan hebben wij werkelijk een probleem.
Ons geloof verklaart: “Ik geloof in één God de Vader”. Deze Vader heeft een Zoon en de Heilige Geest doet begrijpen hoe de drie personen zich verenigen in één natuur. Dit is het symbolum van de Kerk. Op het Tweede Vaticaans Concilie werd in Lumen gentium onder druk van kardinaal Suenens de definitie van Kerk als “lichaam van Christus” vervangen door “volk Gods”. De bisschoppen mopperden, omdat men die paulinische uitdrukking niet kon vervangen, aangezien zij zo goed de eenheid onderstreepte. De ledematen van het lichaam zijn echter geen personen. De definitie “volk Gods” benadrukt daarentegen de personen die de Kerk vormen. Zij onderstreept de collegialiteit, de wederzijdse dialoog in vrijheid, die vervolgens samenvloeit in de eenheid van de Kerk. De Kerk is een weerspiegeling van de Drie-eenheid, persoonlijke relaties komen dus vóór structuren.
Welnu, het reflecteren over de Drie-eenheid leert ons dat ook wij onder ons mensen vrije relaties hebben. Wij moeten echter ook weten dat een vrijheid zonder relaties leidt tot egoïsme. Hetzelfde geldt voor het religieuze leven. Als men geen vriendschap schept tussen leden, vindt de tragedie plaats die eigen is aan zoveel religieuze huizen: men leeft samen en men kent elkaar niet, er sterft iemand en men treurt niet over hem. Men leeft als in een hotel. Ik wil geen namen noemen, maar ik ben eens in een religieus huis binnengekomen waar nog enkele oude religieuzen waren. Ieder had zijn eigen ijskast, zijn televisie... Ik heb mij afgevraagd: wat blijft er over van het religieuze leven, als men leeft, zoals in een echt hotel? Zeker, die religieuzen doen niemand kwaad. Maar ook als men leeft in een hotel, doet men niemand kwaad. Kortom, men kan niet spreken van religieus leven, van gemeenschapsleven. Het religieuze leven is geconcipieerd als een kleine Kerk: als de Kerk geen contacten, geen relaties heeft, is het geen Kerk, is het geen sacrament van eenheid. Hetzelfde geldt voor het religieuze leven. Op deze wijze verstaan, verraadt het zijn roeping en brengt het zeker niet vriendschap en broederlijke gemeenschap tot uitdrukking.
- Het model van alle volmaaktheid is Christus, maar een gids die ons leidt om te naderen tot dit ideaal, bevindt zich niet in de boeken of in de handboeken voor gedrag; het is veeleer de historische en concrete ervaring van het geestelijk vaderschap.
Ja, eens was de gids naar Christus de geestelijke vader. In onze dagen en juist in de Kerk is de figuur van het geestelijke vaderschap op achtergrond geraakt. Dit is een groot verlies. Ik bewijs dit altijd historisch. In het Russisch monnikendom was er aanvankelijk een tijd van grote bloei. In de vijftiende eeuw volgde hierop een diep verval. Vervolgens kwamen de figuren van twee grote hervormers naar voren.
De eerste was Jozef van Volokolamsk, een traditionalist. Hij predikte dat het verval de vrucht was van de veronachtzaming van alles wat de Stichters en de Heilige Vaders hadden overgeleverd en hij stelde een terugkeer voor naar een strenge observantie van de bronnen.
De tweede hervormer was Nil Sorskij, een progressist. Rondom hem bloeide de beweging van de hesychasten. Hij beweerde dat het verval te wijten was aan het feit dat men overeenkomstig oude schema’s wilde leven, terwijl de wereld was veranderd. Daarom moest men zich aanpassen aan de tijden. Wie van de twee heeft succes gehad? De geschiedenis laat zien dat beiden het hebben gehad voor twee of drie generaties en vervolgens zag men weer een diep verval.
De werkelijke vernieuwing van het monnikendom heeft plaatsgevonden met de starets, de grote geestelijke vaders. Waarom? Omdat de geestelijke vader niet alleen de wet kent, maar ook de persoon. De moralist kent de wet perfect, maar niet het hart. De geestelijke vader leest daarentegen het hart van de persoon. Het geestelijke vaderschap is niet gebonden aan het bedienen van de sacramenten of iets bijzonders. Het geestelijke vaderschap is een gave van de Geest en verwijst naar het goddelijke vaderschap. Ik zeg dat wij, mensen van de Latijnse Kerk, het credo hebben vervalst, niet met het filioque, maar met een komma. Wij zeggen: Ik geloof in één God, de almachtige Vader. Het eerste artikel is daarentegen: Ik geloof in één God Vader. Dat wil zeggen: Ik geloof in het goddelijk vaderschap. Inderdaad, geloven in God is eigen aan alle godsdiensten. Dat deze God Vader is, is echter alleen iets van de christenen. Het leven dat leidt naar het goddelijk vaderschap, gaat niet via de wet, ook al was die nog zo volmaakt, maar via het vaderschap van geestelijke leidsmannen, mannen vol van de Heilige Geest.
De Kerk heeft geestelijke vaders nodig. Het is niet waar dat de mensen niet willen luisteren. De mensen zijn op zoek naar een woord van leven.
- Kunt u ons zeggen wat voor unieks de ervaring van de missio ad gentes kan bijdragen aan het christelijk bestaan?
De kwestie is ons geloof, omdat het goede vanzelf groeit. Toen ik naar Rome kwam, in de jaren vijftig, was er het probleem van India. Men zocht wanhopig naar missionarissen om die Kerken aldaar in leven te houden. Nu gaat de stroom in omgekeerde richting en komen de Indiërs naar Europa. Het zaad heeft de kracht om in zichzelf te groeien. Het goede groeit.
Een Italiaanse socialist die mij vroeg: “Zegt u mij eens, zijn priesters beter dan wij?”, antwoordde ik: “Nee, als ik dat zou zeggen, zou ik een farizeeër zijn. Ik heb één voordeel” – voegde ik eraan toe – “wanneer ik zondig, geloof ik dat God vergeeft. Jullie geloven integendeel alleen maar in de gerechtigheid. Ik ben in het voordeel, omdat ik geloof in de vergeving van de zonden. Jullie geloven daarentegen in de wraak van de Staat”.
Kunnen laten zien dat wij iets te bieden hebben. In staat zijn reacties van mensen op te wekken die zeggen: “Wanneer ik bij jullie ben, dan voel ik mij goed. Ik zou bij jullie willen zijn. Niet omdat jullie een betere leer hebben dan de anderen. Die lees ik in de boeken. Maar omdat ik mij bij jullie goed voel”.
Wanneer iemand mij vraagt waarom ik ervoor heb gekozen bij de jezuïeten in te treden, antwoord ik dat ik niets heb gekozen. Ik ben bij de jezuïeten terechtgekomen van pure ellende, omdat de universiteiten in mijn land waren gesloten. Dit zou, zoals sommigen denken, de betekenis van de roeping kunnen verminderen. Ja, de opmerking kan juist zijn. Maar eenmaal bij de jezuïeten, heb ik geconstateerd dat ik er op de juiste plaats was en heb ik erin toegestemd te blijven. Toestemmen veronderstelt een grotere vrijheid dan kiezen. Zeggen: ‘ik kies’ is geen garantie voor een werkelijke keuze. Het kan een gril zijn, iets van voorbijgaande aard. Ontdekken dat jij dankzij God op de juiste plaats bent en erin toestemt er te blijven, is daarentegen zeker een keuze. Om derhalve terug te komen op het verhaal van de betekenis van de zending: de eerste missionaris is God, niet ik. God is het die van de mensen houdt en hen roept. Ik moet de tekenen lezen, zien hoe Hij hen roept. Hij kan hen op zoveel manieren roepen. Aanvankelijk kan Hij hen roepen met een taak, vervolgens op een andere wijze, totdat zij de juiste plek vinden.
- U onderstreept altijd hoe belangrijk het hart was. Waarom?
Toen ik het boek schreef over het hart, over Theophanes de Kluizenaar, was de censuur er nog niet klaar voor om het te publiceren. Ik werd beschuldigd van Slavisch sentimentalisme. Vóór de publicatie in het Frans ging er veel tijd voorbij. Nu wordt dit boek in het Italiaans gepubliceerd door de Libreria Editrice Vaticana en de secretaris zelf van het vroegere Heilig Officie heeft het geïntroduceerd bij het Pontificio Istituto Orientale.
Aanvankelijk was er veel wantrouwen, omdat men mij zei dat ware rationaliteit het uitoefenen van de wil, het beoefenen van de ascese en het toepassen van de prudentie impliceert. Het hart paste niet binnen deze categorieën. “L’Osservatore Romano” publiceerde vervolgens de presentatie en de inleiding op het boek. In 1985 schreef de paus mij een brief waarin hij zijn waardering uitte voor het feit dat ik de rijkdom van de oosterse spiritualiteit in heel de Kerk had geïntroduceerd. Een van de eersten die mij feliciteerde, was de patriarch van Constantinopel. Ook de patriarch van Moskou toonde mij zijn vriendschap door mij een gouden medaille te schenken voor wat ik had geschreven. Wat is dan het hart? Het hart staat voor de mens in zijn totaliteit, in al zijn relaties. Het leven veronderstelt het geheel van de mens, de harmonieuze samenwerking van alle vermogens, en deze komt het beste tot uitdrukking in de term “hart”. Met andere woorden: het hart is de persoon. Zoals de Bijbel het zegt: jij bent precies, zoals je bent in je hart.
- Eminentie, U kent de gemeenschap Redemptor hominis bijna vanaf het begin van haar religieuze tocht. Als u de essentie van onze religieuze ervaring zoudt willen omschrijven – en het ontkennen hiervan zou leiden tot verlies van eigen identiteit –, waaraan zoudt u ons dan willen herinneren?
Jullie zijn juist begonnen bij het goddelijk vaderschap, het geestelijke vaderschap. Jullie moeten verdergaan op deze weg, anders vervalt men tot legalisme. Ik citeer hier graag ter vergelijking een uitdrukking van Chiara Lubich: “Altijd Focolare, alleen maar Focolare”. Organisatie, wet, activisme kunnen de Focolare niet doen verdwijnen, de plaats waar het charisma van de Focolarini ontstaat.
Jullie weg is die welke jullie zijn opgegaan sinds de jaren van de Borgata. Aan jullie de taak deze te gaan tot het einde toe.
(Verzorgd door Maurizio Fomini)
(Vertaald uit het Italiaans door Drs.H.M.G. Kretzers)
26/04/2020