De twee dimensies van de zending in het derde millennium
De zending als probleem van het geloof
Afgezien van de filosofisch-exegetische kwestie geeft alleen de vertaling “steek van wal” niet ten volle de betekenis van de innerlijke overgang van Simon weer. Het is nuttig ook de dimensie van diepte te onderstrepen om rekenschap af te leggen van een missionaire spiritualiteit waarbij het centrale karakter naar voren wordt gebracht van de geloofsdaad die nooit gescheiden mag worden van de zending. Immers, “de zending is een kwestie van geloof, het is een nauwkeurige graadmeter voor ons geloof in Christus en van zijn liefde voor ons”[1].
Men dient immers allereerst geen voorrang te geven aan een socio-cultureel gegeven van wie verkondigt-getuigt-de dialoog voert en ook niet aan dat van de adressaten van deze zending. Het gaat er immers niet alleen om van wal te steken, maar te drijven naar het diepe water, waar alleen het woord van God doordringt, het Woord dat “doordringt tot het raakpunt van ziel en geest, van gewrichten en merg, en de bedoelingen en gedachten van de mens ontleedt” (Heb. 4, 12).
Dit Woord kan alleen maar doordringen in het hart van wie luistert, en alles nieuw maken (vgl. Apok. 21, 5), alleen als de vrijheid van de mens de genade van God en zijn Woord opneemt door hieraan de voorrang te geven boven al het andere.
Veeleer de voorrang geven, ook al zou dat alleen al gelden voor de tijd en de zorgen, aan het culturele boven het geloof in het Woord wil zeggen terugkeren naar de even moeizame als onvruchtbare nacht van Simon en de mogelijkheden van nieuw leven afsluiten voor hen die het evangelische recht hebben op de kennis van de Waarheid die vrijmaakt.
Om te weten waar bij de dageraad van het derde millennium de zending heen gaat, moeten wij weer in het voetspoor treden van de Heer door aan Hem te vragen waar Hij heen gaat.
Klaus Hemmerle heeft geschreven:
“De dialoog ad extra is een dialoog ad intra. ... Het missionaire karakter hoort wezenlijk bij het christen zijn, maar ‘zending’ betekent de weg van Jezus tot in de uiterste verte, tot aan het laatste waarom gaan. Juist door met de mensen het naar buiten gaan te delen laat Jezus zijn binnenste en diepste innerlijk zien in de wil van de Vader”[2].
Alleen daar waar de bruidegom gaat, kan de bruid gaan die hem bemint en hem niet verlaat. Alleen in het luisteren naar de diepe hartslag van de Heer kan de Kerk de authentiekste en diepste verlangens van het hart van de mens begrijpen.
Zonder de Heer en zijn Geest wordt alles dubbelzinnig en duister.
Karl Rahner voorzag dat in onze tijd de christenen of mystici zouden zijn of onbetekenend zouden worden[3]. In deze tijd die gekenmerkt wordt door grote cijfers en grote uitdagingen, zal de zending van de Kerk of een dimensie krijgen die contemplatief in actie is, of zich in zoveel en moeizame werken inspannen die, wanneer de illusies gevallen zijn, vermoeidheid, droefheid en diep wantrouwen zullen voortbrengen[4].
De Kerk is niet geroepen om problemen op te lossen. Wij zullen de armen immers altijd onder ons hebben (vgl. Joh. 12, 8).
In zijn eerste homilie in Portugal ging Benedictus XVI nogmaals naar de kern van het probleem, toen hij een wijze van zijn en handelen van ons aanroerde die als vanzelfsprekend beschouwt hetgeen daarentegen nog maar aangetoond moet worden, en impliciet een duidelijke pastorale aanwijzing gaf:
“Wij maken ons vaak vol angst – zo waarschuwde de paus – zorgen om de sociale, culturele en politieke consequenties van het geloof en beschouwen daarbij het als vanzelfsprekend dat dit geloof er is, hetgeen helaas steeds minder realistisch is. Men heeft een misschien overmatig vertrouwen gekregen in kerkelijke structuren en programma’s, in de verdeling van bevoegdheden en functies; maar wat zal er gebeuren, als het zout smakeloos wordt?”[5].
De Kerk is niet geroepen om de problemen van de maatschappij op te lossen, alsof zij een magische formule zou bezitten, maar zij is geroepen om met een waanzinnige liefde en zonder berekening het vlees geworden Woord lief te hebben, een liefde die gaat tot de dood en die definitief de dood zelf verslaat.
Dat en niets anders is de eeuwige en enige zending van de Kerk: de verkondiging van Jezus, de enige Heiland. Al het andere kent en heeft de wereld al. Maar daarom echter zijn wij er niet van vrijgesteld het te doen.
De agenda van de wereld, die ook de agenda van de zending is, bevat zeer veel dringende hoofdstukken. In een werkzame en concrete inzet voor ieder menselijk wezen, in de hedendaagse uitdagingen die het bestaan van de mens en de planeet ter discussie stellen moet de Kerk aanwezig zijn met heel haar energie.
Meer dan ooit is het vandaag een dwaasheid en geeft het aanstoot de steden in alle straten en op alle pleinen te doorkruisen op zoek naar Hem die het hart liefheeft (vgl. Hoogl. 3, 2). Maar dat is het proprium dat bij ons hoort en waarvan wij niet kunnen afzien.
Als wij onder het Duc in altum! alleen maar aan wal steken verstaan en ook niet als een de diepte ingaan, dan zal dit uiteindelijk gereduceerd worden tot het volgen van de modes van de wereld, van de dorst en krampachtige honger naar voortdurend iets nieuws.
Maar dat is geen evangelisatie. Het is achter de geest van de wereld aangaan om hiervoor te knielen.
De evangelisatie is niet geroepen om zich te bewegen op het niveau van het bestaande, en nog minder tot dat van het cultureel-sociaal en religieus bestaande, maar om door de kracht van het evangelie de criteria van oordelen, de doorslaggevende waarden, de bronnen van inspiratie en de modellen van mensheid omver te werpen die tegengesteld zijn aan het woord van God[6]. In de mate waarin de bruid zal leven van het woord van de bruidegom, zal er altijd een onvermijdbare tegenstrijdigheid met alle andere woorden zijn.
De Kerk, zo schreef Mounier, zal altijd in doodsstrijd verkeren tot aan het einde der wereld. Maar deze doodsstrijd kondigt een strijd aan en niet een einde en de woorden om zich te doen horen moeten de vorm van paradox en aanstoot krijgen[7].
Romano Guardini schreef:
“Wie leeft met de Kerk, wordt soms een soort geïrriteerde onverdraagzaamheid gewaar ten opzichte van de tegenstelling waarin zij hem plaatst, met hetgeen de anderen willen ... Maar wanneer hem de schellen van de ogen vallen, bemerkt hij hoe de Kerk integendeel degene die in overeenstemming met haar leeft, bevrijdt van de beheksende macht van de tijdgeest en hem richt op eeuwige parameters. Het meest bijzondere is dat er niemand sceptischer en meer in staat is tot innerlijke onafhankelijkheid van ‘hetgeen allen zeggen’ dan degenen die werkelijk in gemeenschap met de Kerk leven”[8].
In zijn commentaar op deze passage schreef de toenmalige kardinaal Ratzinger:
“Men dient te begrijpen dat de afhankelijkheid die de gelovige aan de Kerk bindt, geen kinderlijke afhankelijkheid is, maar dat het de moed is om zich tegenover de wereld op te stellen en de vrijheid om zich te verzetten tegen de heersende opinies, een vrijheid die ons tegelijkertijd op een vast terrein wijst dat de Kerk zichzelf niet heeft gegeven en niet alleen heeft bedacht”[9].
Het heeft geen nut gevaarlijke en bedrieglijke kortere routes te zoeken om de paradox van het kruis te vermijden. Het zal altijd een aanstoot en dwaasheid blijken te zijn. Maar deze aanstoot en dwaasheid is de onvermijdelijke paradox van de evangelische verkondiging (vgl. 1 Kor. 1, 17-25). En daar ontmoet de zending van de Kerk in een unieke omarming overal, op alle wegen van de wereld het hart van de mens en het hart van God, tegelijkertijd van wal stekend en de diepte ingaande.
___________________
[1] Redemptoris missio, 11.
[2] Cit. in W. Bader - W. Hagemann, Klaus Hemmerle. Un vescovo secondo il cuore di Dio, Città Nuova, Roma 2001, 51.
[3] Vgl. K. Rahner, Pietà in passato e oggi, in K. Rahner, Nuovi saggi, II. Saggi di spiritualità, Edizioni Paoline, Roma 1968, 24.
[4] Vgl. E. Grasso, “Contemplatief in actie”. Maria Magdalena, figuur van de Kerk op zending.
[5] Benedictus XVI, Mis in de Terreiro do Paço van Lissabon - Portugal (11 mei 2010).
[6] Vgl. Evangelii nuntiandi, 19.
[7] Vgl. E. Mounier, Agonia del Cristianesimo?, Locusta, Vicenza 1960, 29.
[8] Cit. in J. Ratzinger, Dio e il mondo. Essere cristiani nel nuovo millennio. In colloquio con Peter Seewald, San Paolo, Cinisello Balsamo (MI) 2001, 328.
[9] J. Ratzinger, Dio e il mondo..., 329.
(Vertaald uit het Italiaans door Drs. H.M.G. Kretzers)
29/05/2024