Het vermogen om een vraag op te wekken

Een ander punt waar ik graag de nadruk op leg, is het woord “dialoog”. Wat dit betreft, ben ik van mening dat de encycliek Ecclesiam Suam en de apostolische exhortatie Evangelii nuntiandi fundamenteel blijven: hierin wordt de basis gelegd voor de verhouding tussen missie ad intra en ad extra; er wordt eraan herinnerd dat de Kerk evangeliseert door zichzelf te evangeliseren; er wordt de nadruk gelegd op de relatie tussen innerlijkheid-gemeenschap-volk.

Als wij mislukken op het vlak van de innerlijkheid, die geen intimisme is, op het punt van de persoonlijke en huwelijkse relatie met het Woord, met de Logos, brengen wij niets tot uitdrukking en gaan wij buiten zoeken hetgeen wij onvoldaan niet hebben kunnen verkrijgen binnen onze gemeenschap.

Hoeveel vormen van apostolaat zijn een vlucht! Op missie gaan wordt een vlucht om enigszins mee te tellen, wanneerMissione parlare al cuore delluomo 2 1 be men hier niet in tel is.

Missie is een rijkdom en niet een noodzaak. Wij moeten uitgaan van de theologie van de schepping en van de theologie van de trinitaire missies om opnieuw te ontdekken dat de missie ad extra niet vereist is, maar vrijheid, belangeloosheid en overvloed van Gods liefde is.

Als dit principe wankelt, gaan wij alleen maar mensen tot slaaf maken, hun onze noden opleggen. Wij gaan antwoorden op vragen die niet bestaan, omdat het probleem niet is antwoorden geven, maar de vraag opwekken. Vaak geven wij antwoorden op vragen die er niet zijn.

Wij graven immers waterputten die tot niets dienen, als de persoon geen behoefte heeft aan drinkwater. Het eerste en fundamentele discours is dus een culturele verandering, is in de ander de verwachting wekken en de innerlijke ruimte voor het antwoord waarvan wij de dragers zijn. Als dit gebeurt, dan zal de put hem toebehoren en werkelijk belangrijk voor hem zijn.

De moeilijkheid is dus erin slagen cultureel de levensvorm te veranderen die de waardigheid van de persoon aantast.

Er worden immers zeer veel projecten gefinancierd om aids aan te pakken, maar de problematiek van aids is gebaseerd op een verandering van relaties en gewoontes. Dit gebeurt alleen maar met een culturele verandering die op haar beurt afhangt van een verandering van het idee van God.

Quoad nos (wat ons betreft) is God niet dezelfde God voor allen: er is een deus otiosus, een God die ver van de mensen af staat, een God die tussen beiden komt, een God die gemeenschap is, een God die een absolute monarch is... Aan elk van deze ideeën van God beantwoordt een bepaalde houding van de persoon in de relatie met zichzelf, de ander en de omgeving.

De christologische en trinitaire dogma’s hebben een consequentie in het leven van de mens, omdat een bepaalde opvatting een bepaalde levensstijl bepaalt. Een ariaanse opvatting over God bepaalt bijvoorbeeld een hiërarchisch-piramidale opvatting over relaties die zeer verschilt van die over een God als gemeenschap van gelijke en verschillende Personen[1].

Vandaag is het fundamentele probleem erin te slagen de vraag, de verwachting in de ander op te wekken.

Dan is het noodzakelijk in de mens onrust, de “heilige onrust” op te wekken, zoals Benedictus XVI heeft gezegd in zijn eerste toespraak na zijn verkiezing tot paus[2].

De mensen zoeken vaak geen antwoord, als ze niet onrustig zijn. Helaas wordt de persoon die een zekere onrust vertoont, vaak bedolven onder goederen en antwoorden.

Het fundament van de missie

Het fundament van de missie is gelegen in de trinitaire missie.

In de missiologie kwam een verandering van paradigma met het decreet van het Concilie over de missionaire activiteit van de Kerk Ad gentes. Dit laat de missie niet alleen afstammen van het gebod van Jezus “gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen” (Mat. 28, 19), maar ook van de trinitaire missie die gebaseerd is op de liefde van Vader, Zoon en Heilige Geest, in een proces van circuminsessio, perichorese[3].

Als missie niet afstamt van deze liefde, zijn wij geen missionarissen, maar alleen maar toeristen op vakantie.

Na Ad gentes heeft er een crisis plaatsgehad in de opvatting over missie. Er heeft zich immers het verschijnsel voorgedaan dat Johannes Paulus II in de encycliek Redemptoris missio de “repatriëring van de missies in de missie van de Kerk” noemt[4]. In het bewustzijn van de Kerk en op theologisch vlak was er een onderwaardering van het missionaire discours, omdat er onder missie iedere apostolische inzet, ieder charitatief initiatief, iedere kerkelijke activiteit werd verstaan met als gevolg een uitholling van het begrip missie. De “repatriëring van de missies in de missie van de Kerk” heeft ook het verlies met zich meegebracht van de specificiteit van de missieinstituten ten gevolge van het feit dat alles als missie werd beschouwd. Dit heeft daarbinnen en op het vlak van de roepingen een crisis teweeg gebracht, daar de vraag erom ging waarom men naar de missie moet gaan, wanneer de missie ook hier onder ons is.

Het discours wordt heel goed gepreciseerd in Redemptoris missio dat een onderscheid maakt in drie situaties:

  1. De missie ad gentes, die zich richt op volken, groepen mensen, maatschappelijk-culturele contexten waarin Christus en zijn evangelie onbekend zijn, of waarin het aan voldoende rijpe christelijke gemeenschappen ontbreekt om het geloof in eigen omgeving gestalte te geven en het aan anderen te verkondigen. Er is dus geen plantatio ecclesiae geweest.
  2. De tweede werkelijkheid is die van de pastorale zorg. Er zijn christelijke gemeenschappen die passende en solide kerkstructuren hebben, bruisen van geloof en leven, het getuigenis van het evangelie in hun omgeving uitstralen en de verplichting tot universele missie voelen.
  3. Er bestaat ten slotte een tussenliggende situatie, vooral in de landen van het oude christendom, maar soms ook in de jongere Kerken, waar hele groepen gedoopten de levende zin voor het geloof hebben verloren, of zich zelfs niet meer als leden van de Kerk beschouwen en een bestaan leiden dat ver afstaat van Christus en zijn evangelie. In dit geval is er behoefte aan een nieuwe evangelisatie[5].

Derhalve is er een verschil tussen spreken over christendom in een streek waar de boodschap nog niet is gebracht, en dit integendeel doen in een streek waar de mensen al christen zijn en de evangelische boodschap echter geen enkele invloed meer heeft. Dat gebeurt niet alleen in het Westen, maar ook in Latijns-Amerika en in Afrika.

Het is noodzakelijk deze verschillen altijd voor ogen te houden, omdat wij moeten werken in verschillende situaties met talrijke instrumenten, vooral in verschillende culturen die vragen om pastorale zorg, de nieuwe evangelisatie en de missie ad gentes.

Natuurlijk zijn deze segmenten niet van elkaar gescheiden en kunnen wij op dezelfde plaats tegelijkertijd de noodzaak van de missie ad gentes, de pastorale zorg en de nieuwe evangelisatie vinden.

Wij zijn niet geroepen musea te bewaren

Een ander punt van belang dat moet worden onderstreept, vooral in Afrika, is de aandacht voor het bewaren van archeologische musea. Wij zijn niet geroepen om de muren te bewaren, maar de personen.

Wat dit betreft, veroorloof ik het mij de laatste canon van het Wetboek van Canoniek Recht, canon 1752, te citeren, waar men eraan herinnert dat “salus animarum in Ecclesia suprema semper lex esse debet” (in de Kerk moet de hoogste wet altijd het zielenheil zijn). Heel het canoniek recht heeft als ultieme doel het zielenheil. Als wij de zielen niet redden, dienen canoniek recht, theologie en werken tot niets.

Op de eerste plaats zijn wij niet geroepen om culturen of talen te redden, maar mensen, met keuzes die de voorkeur verdienen en die het Document van Puebla[6] heel duidelijk naar voren brengt: de armen - de jongeren - de relatie geloof-cultuur.

Men moet het feit in overweging nemen dat de cultuur van de mensen van vandaag een cultuur van globalisering is en dat de jongeren van vandaag gelijk zijn: de jongeren van Dakar, van New York, van Ankara denken allen op dezelfde manier, omdat bepaalde verschijnselen van de globalisering ten diepste zijn doorgedrongen.

Wij moeten met deze jongeren een dialoog voeren, als wij ons op de toekomst willen richten.

In de missiologie heeft men het veel gehad over “inculturatie”, een term die opnieuw in overweging moet worden genomen naast “interculturatie”[7] en “rassenvermenging”, dit laatste is typisch voor Latijns-Amerika.

De theologie van rassenvermenging is een belangrijke categorie, omdat het volk van de mestiezen gemakkelijker vrij is van minderwaardig- of meerderwaardigheidscomplexen en dit kan een vreedzame samenleving tussen volkeren begunstigen[8].

Emilio Grasso

(Wordt vervolgd)

 

 

______________________

[1] Wat dit betreft, vgl. E. Peterson, Il monoteismo come problema politico, Queriniana, Brescia 1983; vgl. Y. Congar, Il monoteismo politico dell’antichità e il Dio-Trinità, in “Concilium” (it.) 17 (1981) 394-403.

[2] Vgl. E. Grasso, La santa inquietudine della missione nel pensiero di Benedetto XVI, in E. Grasso, Da Roma al Paraguay. Le sfide continuano, EMI, Bologna 2007, 11-21.

[3] Vgl. Ad gentes, 2.

[4] Redemptoris missio, 32.

[5] Vgl. Redemptoris missio, 33.

[6] Vgl. III Conferenza Generale dell’Episcopato latinoamericano, Documento di Puebla (27 gennaio-13 febbraio 1979), 385 vv; 1134 vv.

[7] Vgl. J. Ratzinger, Fede, Verità, Tolleranza. Il cristianesimo e le religioni del mondo, Edizioni Cantagalli, Siena 2003, 57-82.

[8] Vgl. J. Audinet, Le temps du métissage, Éditions de l’Atelier/Éditions Ouvrières, Paris 1999.

 

(Vertaald uit het Italiaans door Drs. H.M.G. Kretzers)

 

 

26/01/2025